Uitspraak Nº 200.196.832/01. Gerechtshof Den Haag, 2017-06-20

ECLIECLI:NL:GHDHA:2017:2024
Docket Number200.196.832/01
Date20 Junio 2017
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.196.832/01

Zaak-/rekestnummer rechtbank : 4891203 RP VERZ 16-50186, 4891233 RP VERZ 16-50187, 4997317 RP VERZ 16-50295 en 4997523 RP VERZ 16-50296.

beschikking van 20 juni 2017

inzake

[naam],

wonende te [woonplaats],

verzoekster,

hierna te noemen: [appellante],

advocaat: mr. P. Drenth te Den Haag,

tegen

BCD Travel Nederland B.V.,

gevestigd te Utrecht,

verweerster,

hierna te noemen: BCD,

advocaat: mr. W. van der Boon te Utrecht.

Het geding

Bij beroepsschrift, ter griffie ontvangen op 8 augustus 2016, is [appellante] in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter te Den Haag van 9 mei 2016. Op 22 september 2016 zijn nadere stukken van [appellante] ter griffie van het hof ontvangen. BCD heeft een verweerschrift ingediend dat op 17 oktober 2016 is ontvangen ter griffie van het hof. Op 17 februari 2017 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen hun standpunten mondeling aan het hof hebben toegelicht. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt. De zaak van [naam] tegen BCD (zaaknummer 200.196.824/01) is gelijktijdig met de voorliggende zaak behandeld. Vervolgens heeft het hof een datum voor de beschikking bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
In de beschikking waarvan beroep heeft de kantonrechter onder 2.1 tot en met 2.6 een aantal feiten vastgesteld. De door de kantonrechter in de bestreden beschikking vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.

2. Het gaat in deze zaak om het volgende.

2.1

BCD is onderdeel van de BCD Group, een marktleider in de reisindustrie. Als onderdeel van de BCD Group houdt BCD zich wereldwijd bezig met “zakenreismanagement”: zakenreizen in de breedste zin van het woord. In Nederland bestaat het grootste gedeelte van haar werkzaamheden uit het (telefonisch en online) boeken van reizen voor zakenmensen.

2.2

[appellante], geboren op [geboortedatum], is op 4 januari 1999 in dienst getreden bij BCD. De laatste functie die [appellante] vervulde, is die van Travel Consultant, met een salaris van € 2.523,60 bruto exclusief 8% vakantietoeslag en overige toeslagen. [appellante] heeft (onder meer) werkzaamheden “inhouse” verricht op het kantoor van een klant van BCD, te weten de ANWB in Den Haag.

2.3

De ANWB neemt deel aan het PartnerPlusBenefit Programma, een gratis online incentiveprogramma voor zakelijke klanten van een aantal luchtvaartmaatschappijen, waaronder Lufthansa. Zodra een klant reist met één van de deelnemende luchtvaartmaatschappijen worden Benefit Points gespaard, die door de klant kunnen worden ingezet voor onder meer gratis vliegtickets, upgrading naar businessclass, aankoop van artikelen, of (sinds de laatste paar jaar) in contant geld. Wanneer door of op kosten van de ANWB wordt gereisd met een deelnemende vliegmaatschappij, spaart de ANWB aldus Benefit Points.

2.4

Benefit Points zijn gedurende een beperkte periode van drie jaar na ontstaan inzetbaar en zijn niet overdraagbaar.

2.5

BCD heeft op 17 november 2015 via het interne klokkenluidersysteem melding ontvangen dat er oneigenlijk (privé) gebruik van Benefit Points werd gemaakt, waarna BCD een onderzoek is begonnen via haar bedrijfssystemen. Uiteindelijk is de leidinggevende van [appellante], de heer [naam] (hierna ‘[X]”), naar aanleiding van deze melding en het daaropvolgende onderzoek, eind november 2015 op staande voet ontslagen. BCD heeft vervolgens het onderzoek naar het gebruik van de Benefit Points door [X] voortgezet. ANWB heeft op het online account van PartnerPlusBenefit een overzicht aangetroffen van wat er tot drie jaar terug met de Benefit Points is gedaan. ANWB heeft BCD op 6 januari 2016 inzicht gegeven in deze lijst, voor zover het de onverklaarbare debet-boekingen betrof. Op dit overzicht stond ook de naam van [appellante].

2.6

[appellante] is op 8 januari 2016 op staande voet ontslagen, omdat zij zonder toestemming en medeweten van de ANWB en/of BCD, privéreizen per vliegtuig heeft geboekt met gebruikmaking van de ‘Benefit Points’ van de ANWB.

2.7

BCD heeft met ANWB een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer de volgende passage voorkomt: “BCD Travel zal aan ANWB de volgende bedragen betalen:

a. EUR 91.704 (eenennegentig duizend zevenhonderd en vier) voor het gebruik van 2.121.950 (twee miljoen honderdeenentwintig duizend negenhonderdvijftig) Benefit Points zonder medeweten noch goedkeuring van ANWB en BCD Travel (…)”

3. [appellante] heeft de kantonrechter – zakelijk weergegeven en voor zover thans nog van belang– verzocht de opzegging te vernietigen en BCD te veroordelen tot wedertewerkstelling, doorbetaling van loon en wettelijke verhoging. Subsidiair heeft [appellante] verzocht om toekenning van een billijke vergoeding, naast de door BCD verschuldigde transitievergoeding. Primair en subsidiair heeft [appellante] verzocht BCD te veroordelen in de kosten van de procedure.

4. BCD heeft de verzoeken van [appellante] weersproken. Zij heeft voorwaardelijk – voor het geval onherroepelijk in rechte komt vast te staan dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven – verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair op de grond dat [appellante] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, subsidiair wegens een verstoorde arbeidsrelatie. Daarnaast heeft BCD verzocht [appellante] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 13.613,- in verband met de door BCD betaalde schadevergoeding aan ANWB wegens het misbruik van de Benefit Points, tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van twee bruto maandsalarissen en [appellante] te veroordelen in de kosten van de procedure.

5. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het [appellante] gegeven ontslag op staande voet onverwijld is gegeven en dat het door [appellante] zich zonder toestemming toe-eigenen van aan ANWB toekomende zaken (Benefit Points) een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. De verzoeken van [appellante] zijn afgewezen. De arbeidsovereenkomst is per 9 mei 2016 wegens (ernstig) verwijtbaar handelen voorwaardelijk ontbonden, zonder toekenning van de transitievergoeding. [appellante] is veroordeeld tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding van € 5.449,68 bruto en een schadevergoeding van € 13.613,- op grond van artikel 7:661 lid 1 BW. Voorts is [appellante] veroordeeld in de kosten van de procedure.

6. [appellante] is in hoger beroep gekomen en heeft zeven grieven gericht tegen de beschikking van de kantonrechter. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking. [appellante] verzoekt – samengevat - in hoger beroep:

primair

a. herstel van het dienstverband per 7 januari 2016, op straffe van een dwangsom;

Subsidiair

veroordeling van BCD tot betaling van een billijke vergoeding van € 20.000,-, de transitievergoeding van € 18.614,- en de gefixeerde schadevergoeding van € 5.449,68, te vermeerderen met de wettelijke rente;

vernietiging van de beschikking van de kantonrechter en alsnog het voorwaardelijk ontbindingsverzoek van BCD, het verzoek van BCD tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding van € 5.449,68,- en de schadevergoeding van € 13.613,- af te wijzen (het hof begrijpt dat [appellante] de door de kantonrechter toegewezen bedragen aan gefixeerde schadevergoeding en schadevergoeding bedoelt en niet de onder sub 7 en 8 van het appelschrift genoemde lagere bedragen);

veroordeling van BCD in de proceskosten in beide instanties.

7. Het verweer van BCD strekt tot afwijzing van het beroep.

Dringende reden

8. Het hof zal allereerst de vraag behandelen of er sprake is van een dringende reden als bedoeld in de artikelen 7:677 en 7:678 BW...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT