Uitspraak Nº 200.197.702_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2017-06-06

ECLIECLI:NL:GHSHE:2017:2508
Docket Number200.197.702_01
Date06 Junio 2017
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.197.702/01

arrest van 6 juni 2017

in de zaak van

[appellant] h.o.d.n. Electrotechnisch Installatiebedrijf [Electrotechnisch Installatiebedrijf],

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna aan te duiden als [appellant] ,

advocaat: mr. E.H.C.K. Reijans te Echt,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. A.J.L.J. Pfeil te Maastricht,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 11 oktober 2016 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond onder zaaknummer 5154687\CV EXPL 16-6076 gewezen vonnis in kort geding van 1 juli 2016.

5 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenarrest van 11 oktober 2016 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;

- het proces-verbaal van comparitie van 23 november 2016;

- het H 7 formulier waarbij [appellant] ten behoeve van de comparitie van partijen onder andere artikel 67 van de CAO Metaal en Techniek heeft overgelegd;

  • -

    de memorie van grieven met productie;

  • -

    de memorie van antwoord;

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6 De beoordeling
6.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

[appellant] is een elektrotechnisch installatiebedrijf.

[geïntimeerde] is sedert 1 juli 2012 bij [appellant] in dienst als elektromonteur.

[geïntimeerde] is vanaf 5 mei 2014 volledig arbeidsongeschikt.

Bij beslissing van 25 februari 2016 heeft het UWV Werkbedrijf aan [appellant] een loonsanctie opgelegd tot 1 mei 2017.

Vanaf 1 mei 2016 heeft [appellant] aan [geïntimeerde] geen loon meer betaald.

6.2.1.

In de onderhavige procedure in kort geding heeft [geïntimeerde] in eerste aanleg kort gezegd gevorderd [appellant] te veroordelen

- tot betaling aan [geïntimeerde] , tegen overlegging van een gespecificeerde bruto netto specificatie, van een bedrag van € 2.593,60 bruto aan loon over de maand mei 2016, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente;

- tot betaling aan [geïntimeerde] op de overeengekomen tijdstippen het verschuldigd loon ad

€ 2.593,60 per maand vanaf 1 juni 2016, waarbij vanaf 1 juli 2016 een salarisverhoging van 1,75% conform CAO metaal en techniek bovenop komt en vanaf 1 januari 2017 een verhoging van 0,55 % tot de dag waarop er rechtsgeldig een einde aan de opgelegde loonsanctie is gekomen;

-tot overlegging van de salarisstroken aan [geïntimeerde] vanaf 1 april 2015 en de jaaropgave 2015 op straffe van een dwangsom van € 50,-- voor elke dag of gedeelte daarvan dat [appellant] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;

- tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 384,36;

- in de proceskosten.

6.2.2.

[appellant] heeft verweer gevoerd tegen de verhoging wegens te late betaling van het verschuldigde loon.

6.3.

De kantonrechter in kort geding heeft [appellant] veroordeeld

- tot betaling aan [geïntimeerde] tegen overlegging van een gespecificeerde bruto/netto specificatie van een bedrag van € 2.593,60 aan bruto loon over de maand mei 2016, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en telkens vermeerderd (met, hof) de wettelijke rente;

- tot betaling aan [geïntimeerde] op de overeengekomen tijdstippen van het verschuldigd loon ad

€ 2.593,60 per maand vanaf 1 juni 2016, te verhogen vanaf 1 juli 2016 met een salarisverhoging van 1,75% conform de CAO metaal en techniek en vanaf 1 januari 2017 met een verhoging van 0,55% tot de dag waarop er rechtsgeldig een einde aan de opgelegde loonsanctie zal zijn gekomen;

- tot overlegging van de salarisstroken aan [geïntimeerde] vanaf 1 april 2015 en de jaaropgave 2015 op straffe van een dwangsom van € 50,-- voor elke dag of gedeelte daarvan dat [appellant] vanaf veertien dagen na uitspraak van dit vonnis in gebreke blijft aan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT