Uitspraak Nº 200.197.625. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2017-08-22

ECLIECLI:NL:GHARL:2017:7205
Docket Number200.197.625
Date22 Agosto 2017
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof: 200.197.625

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht: 418515)

arrest in kort geding van 22 augustus 2017

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

hierna: [appellant] ,

advocaat: mr. M. Oudriss,

tegen:

de naamloze vennootschap

SNS Bank N.V.,

gevestigd te Utrecht,

geïntimeerde,

hierna: SNS,

advocaat: mr. M.E.G. Murris.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis in kort geding van 22 juli 2016 dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep
1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep tevens memorie van grieven, tevens houdende wijziging van eis d.d. 10 augustus 2016, met producties;

  • -

    de schriftelijke conclusie van eis;

  • -

    de memorie van antwoord met producties;

  • -

    de akte van [appellant] ;

  • -

    de antwoordakte van SNS.

1.3

Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd voor arrest en heeft het hof arrest bepaald.

3 De vaststaande feiten
3.1.

[X] (hierna: [X] ) was eigenares en feitelijk bewoonster van de onroerende zaak, staande en gelegen aan de [adres onroerend goed] (hierna: de woning). [X] is een nicht van [appellant] .

3.2.

[X] heeft de koop van de woning gefinancierd met een hypothecaire overeenkomst van geldlening met SNS (hierna: de geldleningsovereenkomst). Daartoe heeft SNS bij offerte d.d. 19 maart 2003 een hypothecaire geldlening voor een totaalbedrag van € 230.000,00 aangeboden. Dit aanbod is gericht aan [X] en [appellant] op het adres van [X] aan de [woonadres appellant] . Onderaan de aan SNS geretourneerde offerte zijn ‘Voor akkoord’ en onder de namen [X] en [appellant] handtekeningen geplaatst.

3.3.

Bij het aangaan van de geldleningsovereenkomst zijn aan SNS salarisspecificaties en jaaropgaven van [X] en [appellant] overgelegd alsmede een niet afgeronde werkgeversverklaring over [appellant] .

3.4.

Tot zekerheid van nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de geldleningsovereenkomst en van hetgeen [X] en [appellant] overigens aan SNS verschuldigd zijn of worden, is in een notariële akte van 28 mei 2003 (nader ook: de hypotheekakte) door [X] aan SNS een recht van hypotheek op haar woning verstrekt tot een maximum van € 360.000,--. In de hypotheekakte staat vermeld dat aan [X] en [appellant] een bedrag ter leen is verstrekt van € 230.000,--, dat zij dit bedrag hebben ontvangen en elk hoofdelijk aansprakelijk zijn. In de aanhef van die akte is opgenomen dat [X] en [appellant] voor notaris [naam notaris] (hierna: de notaris) zijn verschenen en onder de slotbepalingen voorts: “De verschenen personen zijn mij, notaris, bekend en de identiteit van de bij deze akte betrokken personen is door mij, notaris, aan de hand van de daartoe bestemde documenten vastgesteld.” Bij de personalia van [appellant] is in de hypotheekakte vermeld: “(Nationaal paspoort nummer N69249881, afgegeven te Schiedam op zevenentwintig mei negentienhonderd achtennegentig)”.

3.5.

In de periode van 2007 tot en met 2010 is ter zake van de geldleningsovereenkomst volgens SNS een betalingsachterstand ontstaan. Dit heeft geresulteerd in opzegging van die overeenkomst en opeising van de lening door SNS bij brief van 11 september 2008. In januari 2010 is de woning openbaar verkocht. De verkoopopbrengst was onvoldoende om de schuld te voldoen. De restschuld bedroeg € 73.719,72.

3.6.

SNS heeft [X] en [appellant] bij brief van 26 maart 2010, gericht aan het bij SNS bekende adres van [appellant] in [woonplaats] , gesommeerd de restschuld te voldoen ( [appellant] betwist de ontvangst van de brief). [X] noch [appellant] hebben hierop betalingen verricht.

3.7.

[X] heeft zich uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen.

3.8.

Op 17 april 2013 heeft SNS aan [appellant] de grosse van de hypotheekakte laten betekenen (waarin de notaris heeft verklaard dat de verschenen partijen de akte onmiddellijk na beperkte voorlezing hebben ondertekend) en bevel tot betaling (van de openstaande vordering) gedaan. Op 28 oktober 2014 en 12 februari 2015 heeft SNS vervolgens ten laste van [appellant] executoriaal beslag laten leggen onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, waarvan [appellant] een uitkering ontvangt. Tot de dag van dagvaarding in eerste aanleg heeft SNS een totaalbedrag van € 2.919,98 geïncasseerd.

4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1.

[appellant] heeft in kort geding, samengevat, in verschillende volgorden gevorderd: een executieverbod, schorsing van de executie, terugbetaling van het bedrag van € 2.919,98 en restitutie van nieuwe afdrachten alsmede een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen bij vonnis van 22 juli 2016 afgewezen. In dit kort geding in hoger beroep komt [appellant] met veertien grieven op tegen deze beslissing. [appellant] vordert in appel, met wijziging van de eis, primair en meer subsidiair een executieverbod, subsidiair uitbetaling aan haar van het dan toegezegde bedrag van € 230.000,-- en in alle gevallen terugbetaling van het bedrag van € 2.919,98, veroordeling tot restitutie van nieuwe afdrachten en van de proceskosten in eerste aanleg en tenslotte een proceskostenveroordeling.

Kort samengevat betoogt [appellant] dat zij niet hoofdelijk aansprakelijk is voor de met SNS gesloten geldleningsovereenkomst en dat aan de onder 3.4 genoemde hypotheekakte geen executoriale werking toekomt. Voor het geval wel een overeenkomst van geldlening wordt aangenomen geldt dat SNS tekort is geschoten in haar verplichting om aan [appellant] ook daadwerkelijk € 230.000,-- beschikbaar te stellen. Meer subsidiair stelt [appellant] dat SNS misbruik maakt van recht en onrechtmatig jegens haar handelt.

4.2.

Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] , ook in hoger beroep, een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen.

4.3.

[appellant] heeft tegen het oordeel van de voorzieningenrechter veertien grieven opgeworpen. De eerste drie grieven richten zich tegen de feitenvaststelling door de eerste rechter. Bij deze grieven bestaat geen belang, omdat het hof de feiten hiervoor zelf heeft vastgesteld en daarbij heeft rekening gehouden met de bezwaren van [appellant] .

De grieven 4 tot en met 13 richten zich tegen de beoordeling van de vordering door de eerste...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT