Uitspraak Nº 200.199.709_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2018-10-16

ECLIECLI:NL:GHSHE:2018:4303
Docket Number200.199.709_01
Date16 Octubre 2018
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.199.709/01

arrest van 16 oktober 2018

in de zaak van

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

hierna aan te duiden als de vrouw,

advocaat: mr. C.A.M.J. de Wit te Veghel,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als de man,

advocaat: mr. M.C.W. van der Zanden te Liempde,

op het bij exploot van dagvaarding van 5 september 2016 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van 17 december 2014, 5 augustus 2015 en 8 juni 2016, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen de vrouw als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en de man als gedaagde in conventie, eiser in reconventie.

1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/273457 / HA ZA 14-50)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen, alsmede naar het vonnis van 19 maart 2014.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep;

  • -

    de memorie van grieven tevens akte wijziging (intrekking en vermeerdering) van eis met producties;

  • -

    de memorie van antwoord met een productie;

  • -

    de akte van de zijde van de vrouw houdende in het geding brengen van producties 37 tot en met 39;

  • -

    de antwoordakte van de zijde van de man.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3 De beoordeling
3.1.

Deze zaak gaat over de verdeling van de huwelijksgemeenschap. In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

  1. Partijen zijn op 25 oktober 1984 gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.

  2. De echtscheiding is bij beschikking van 20 augustus 2009 door de rechtbank ’s‑Hertogenbosch uitgesproken.

  3. De echtscheidingsbeschikking is op 29 oktober 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

  4. De vrouw heeft de voormalige echtelijke woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , in juni 2008 verlaten. De man woont daar sindsdien alleen met de kinderen van partijen.

  5. Partijen zijn, ieder voor de helft, eigenaar van de aandelen van de besloten vennootschap [Holding] Holding BV die op zijn beurt 100% aandeelhouder was van [dochtervennootschap 1] en [dochtervennootschap 2] . De Holding en haar dochtervennootschappen zijn op 14 oktober 2009 failliet verklaard.

3.2.1.

In eerste aanleg heeft de vrouw bij antwoordakte tevens akte uitlating tevens akte wijziging van eis in conventie van 25 februari 2015, als volgt haar vorderingen geformuleerd:

-primair haar te machtigen om ex artikel 3:299 BW als vertegenwoordiger van de man mede namens de man al datgene te doen dat nodig is om tot verkoop en overdracht van de woning aan een koper te komen en ook mede namens de man alle daarvoor benodigde stukken te ondertekenen en te bepalen dat de man op eerste verzoek van de vrouw mee dient te werken aan het verlenen van toegang tot de woning, voor zover dat in het verkoopproces nodig en gebruikelijk is, dit op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat de man met het nakomen daarvan in gebreke blijft;

-subsidiair, de man te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan het in de verkoop zetten van de echtelijke woning bij het makelaarskantoor [makelaarskantoor 1] te [vestigingsplaats] , door de verkoopopdracht te tekenen, waarbij de makelaar de vraagprijs zal bepalen, zulks op straffe van een dwangsom van

€ 500,- per dag voor iedere dag dat de man zijn medewerking niet geeft en voorts de man te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan het tekenen van een verkoopovereenkomst en de notariële leveringsakte, in beide gevallen op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag voor iedere dag dat de man die medewerking weigert, alsmede de man te veroordelen om uiterlijk één week voorafgaand aan de dag waarop de akte van levering ten overstaan van de notaris zal worden verleden, de woning te verlaten met het zijne en de zijnen en leeg en ontruimd op te leveren op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag voor iedere dag dat de man daarmee in gebreke blijft.

Bij akte in het geding brengen van producties en aanvulling van eis van 16 december 2015 heeft de vrouw gevorderd de man te veroordelen om aan haar te vergoeden de helft van het verschil tussen de gerealiseerde overwaarde na verkoop van de echtelijke woning en de overwaarde, zou de verkoopopbrengst € 514.000,- hebben bedragen.

De rechtbank heeft deze vordering als zijnde tardief buiten beschouwing gelaten.

3.2.2.

De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen. De man heeft in eerste aanleg in reconventie (samengevat) gevorderd:

- dat de rechtbank de (wijze van) verdeling vaststelt van de ontbonden huwelijksgemeenschap zoals door hem voorgesteld en te bepalen dat het te wijzen vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte, conform art. 3:300 BW;

- te bepalen dat de vrouw jegens de man gehouden is de helft van de eigenaarslasten van de woning, bestaande uit de WOZ-belasting, de opstalverzekering en de hypotheekrente te vergoeden vanaf 29 oktober 2009 tot aan de datum waarop de levering van de woning aan de man, dan wel aan een derde, zal zijn voltooid.

3.2.3.

In het tussenvonnis van 19 maart 2014 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast.

3.2.4.

In het tussenvonnis van 17 december 2014 heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de rol voor akte en antwoordakte voor de in dat vonnis vermelde doeleinden.

3.2.5.

In het tussenvonnis van 5 augustus 2015 heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de rol voor de in dat vonnis vermelde doeleinden.

3.2.6.

In het eindvonnis van 8 juni 2016 heeft de rechtbank als volgt beslist:

“1a. bepaalt met toepassing van artikel 3:185 lid 2 onder c BW dat het onroerend goed, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] moet worden verkocht, uiterlijk éen jaar na de datum van dit vonnis, met bemiddeling van makelaarskantoor [makelaarskantoor 2] te [vestigingsplaats] waarbij de vraagprijs om te beginnen wordt gesteld op €475.000,00 en de laatprijs op € 430.000,00;

1b. veroordeelt partijen jegens elkaar binnen 10 dagen na de datum van dit vonnis gezamenlijk schriftelijk opdracht te geven aan makelaarskantoor [makelaarskantoor 2] te [vestigingsplaats] , voornoemd, tot verkoop van het onroerend goed aan de [adres] te [woonplaats] ;

1c. veroordeelt partijen jegens elkaar de adviezen van makelaarskantoor [makelaarskantoor 2] inzake de te hanteren vraag- en laatrprijs op te volgen en zich te houden aan de overige adviezen van makelaarskantoor [makelaarskantoor 2] te [vestigingsplaats] om de woning zo spoedig mogelijk tegen een zo gunstig mogelijke prijs te verkopen, en na verkoop mee te werken aan de notariële levering van het onroerend goed aan de koper;

2a. bepaalt dat, indien het onroerend goed gelegen aan de [adres] te [woonplaats] niet binnen éen jaar na de datum van dit vonnis daadwerkelijk is verkocht het onroerend goed openbaar zal worden verkocht ten overstaan van een door makelaarskantoor [makelaarskantoor 2] te [vestigingsplaats] aan te wijzen notaris;

2b. veroordeelt partijen jegens elkaar om op eerste verzoek van makelaarskantoor [makelaarskantoor 2] te [vestigingsplaats] voornoemd aan de door hem genoemde notaris opdracht tot openbare verkoop te geven en op diens aanwijzing alles te doen wat nodig is voor de openbare verkoop;

2c. veroordeelt partijen jegens elkaar mee te werken aan de notariële levering van de woning indien deze openbaar zal zijn verkocht;

3a. bepaalt dat de kosten, verbonden aan de (openbare) verkoop en levering van het onroerend goed door partijen gezamenlijke rekening van partijen zijn;

3b. bepaalt dat in het geval een van partijen weigert de opdracht tot verkoop te geven aan de makelaar en/of de notaris zoals hiervoor bedoeld onder 1b respectievelijk 2b, en/of weigert mee te werken aan de notariële levering van de woning dit vonnis in de plaats treedt van de daartoe benodigde aktes of gedeelten daarvan;

4. bepaalt dat de verkoopopbrengst van het onroerend goed aan de [adres] te [woonplaats] wordt aangewend voor de aflossing van de daarop rustende hypothecaire geldlening met nummer [rekeningnummer 1] bij de Rabobank te [kantoorplaats] en dat het eventuele restant, na aftrek van de verkoopkosten als hiervoor bedoeld onder 3a, tussen partijen bij helfte moet worden gedeeld;

5a. veroordeelt de vrouw om aan de man te voldoen als haar aandeel in de door de man tot aan de datum van levering van de woning aan de koper betaalde hypotheekrente en eigenaarslasten het bedrag van € 31.099,08, te vermeerderen met de helft van de door de man over de periode vanaf 1 januari 2015 tot aan de datum van levering van de woning betaalde hypotheekrente waarop in mindering komt het belastingvoordeel dat de man heeft genoten vanwege de voor hem geldende hypotheekrente-aftrek;

5b. bepaalt dat de man uiterlijk een week voor de datum van notariële levering van de woning schriftelijk opgave doet aan de vrouw en aan de notaris ten overstaan van wie het transport plaats vindt van hetgeen hij vanaf 1 januari 2015 aan hypotheekrente heeft betaald en van het daarover door hem genoten belastingvoordeel.

6. deelt aan ieder van partijen de inboedelgoederen toe die hij/zij thans onder zich heeft;

7. deelt aan de vrouw toe de sieraden, genoemd onder punt 1, 2 en 4 van de als productie VI bij conclusie van antwoord overgelegde en aan dit vonnis gehechte lijst, onder de verplichting aan de man een bedrag van € 3.687,50 te betalen wegens overbedeling;

8a. deelt (het saldo van) de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT