Uitspraak Nº 200.206.469/01. Gerechtshof Den Haag, 2017-10-11

ECLIECLI:NL:GHDHA:2017:2978
Date11 Octubre 2017
Docket Number200.206.469/01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Uitspraak : 11 oktober 2017

Zaaknummer : 200.206.469/01

Rekestnummer rechtbank : FA RK 16-3232

Zaaknummer rechtbank : C/10/499879

[De man],

wonende te [naam land],

verzoeker, tevens incidenteel verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. D.N. van Wensen te Rotterdam,

tegen

1. [de vrouw],

hierna te noemen: de vrouw,

2. [de jongmeerderjarige],

hierna te noemen: de jong-meerderjarige,

beiden wonende te [plaats],

verweerders, tevens incidenteel verzoekers in hoger beroep,

hierna gezamenlijk te noemen: de verweerders,

advocaat mr. K.M. van Wijngaarden te Rotterdam.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De man is op 30 december 2016 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 27 oktober 2016 van de rechtbank Rotterdam.

De verweerders hebben op 15 maart 2017 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel ingediend.

De man heeft op 25 april 2017 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de man:

- op 2 februari 2017 een V-formulier van 1 februari 2017 met bijlagen;

- op 6 maart 2017 een V-formulier diezelfde datum met bijlagen;

- op 26 juli 2017 een brief van diezelfde datum met bijlagen;

- op 14 augustus 2017 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;

van de zijde van de verweerders:

- op 14 augustus 2017 een V-formulier van 11 augustus 2017 met bijlagen.

De zaak is op 25 augustus 2017 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

- de vrouw en de jongmeerderjarige, bijgestaan door hun advocaat.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is het verzoek van de man om, met wijziging van de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 13 januari 2016, de door hem te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie ten behoeve van de jongmeerderjarige en de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw met ingang van 20 januari 2016 op nihil te bepalen, afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen;

- de man en de vrouw zijn de ouders van de jongmeerderjarige, geboren [in] 1996;

- bij beschikking van dit hof van 13 januari 2016 is de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie ten behoeve van de jong-meerderjarige met ingang van 1 december 2015 bepaald op € 400,- per maand, en de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw op € 1.390,- per maand met ingang van 28 november 2014, beide bedragen telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

1. In geschil is de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw, hierna ook: partneralimentatie, alsmede de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie ten behoeve van de jongmeerderjarige, hierna: alimentatie jongmeerderjarige.

2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, te bepalen dat zowel de partneralimentatie als de alimentatie ten behoeve van de jongmeerderjarige met ingang van - zoals ter zitting gewijzigd - 1 juli 2016 op nihil wordt gesteld, dan wel op een bijdrage en ingangsdatum als het hof vermeent te behoren.

Voorwaardelijk verzoekt de man, indien de bijdrage voor de jongmeerderjarige ongewijzigd blijft, te bepalen dat die bijdrage zal eindigen op de datum dat de jongmeerderjarige 21 jaar wordt, dan wel zo lang hij zijn huidige studie volgt, waarbij de jongmeerderjarige de man iedere drie maanden dient te informeren over de voortgang van de studie. Naar het hof begrijpt verzoekt de man in dat geval voorts een door de vrouw aan hem te betalen bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud te bepalen op € 650,- bruto per maand, zulks met ingang van indiening van het onderhavige hoger beroepschrift.

3. De verweerders verzoeken:

- het hoger beroep van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen;

- in incidenteel hoger beroep voor recht te verklaren dat de alimentatie ten behoeve van de jongmeerderjarige van € 400,- per maand voortduurt zolang de jong-meerderjarige studeert.

4. De man voert het volgende aan. De man erkent dat ter zitting van het hof van (naar het hof begrijpt:) 18 november 2015 de afspraak omtrent de bijdrage ten behoeve van de jongmeerderjarige is vastgelegd in het proces-verbaal. De man stelt onvoldoende inkomen te hebben om die bijdrage...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT