Uitspraak Nº 200.206.351_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2018-06-05

ECLIECLI:NL:GHSHE:2018:2334
Docket Number200.206.351_01
Date05 Junio 2018
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.206.351/01

arrest van 5 juni 2018

in de zaak van

[de vennootschap] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellante in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,

hierna aan te duiden als [appellante] ,

advocaat: mr. R.M.H.H. Tuinstra te Maastricht,

tegen

1 [VOF] VOF,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. [geïntimeerde 2] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,

3. [geïntimeerde 3] ,
wonende te [woonplaats] ,

4. [geïntimeerde 4] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerden in principaal hoger beroep,

appellanten in incidenteel hoger beroep,

geïntimeerden 1 tot en met 3 hierna gezamenlijk aan te duiden als [geïntimeerden 1 tot en met 3] ,

geïntimeerde 4 aan te duiden als [geïntimeerde 4] ,

advocaat: mr. J. van Zinnicq Bergmann te ‘s-Hertogenbosch,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 19 december 2017 in het hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht gewezen vonnis van 7 september 2016. Het hof zal de nummering van het tussenarrest van 19 december 2017 voortzetten.

5 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Tijdens de zitting van 26 maart 2018 hebben [appellante] , [geïntimeerden 1 tot en met 3] (mr. Van Geelkerken) en [geïntimeerde 4] (mr. Palmen) gepleit conform de door hen overgelegde pleitnota’s. Van het pleidooi is proces-verbaal opgemaakt.

Het hof heeft daarna de zaak verwezen naar de rol voor het deponeren van een USB-stick door [appellante] . [appellante] heeft op 10 april 2018 de USB-stick, waarover [geïntimeerden 1 tot en met 3] en [geïntimeerde 4] al beschikten, gedeponeerd. Daarna heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6. De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep

6.1.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

6.1.2.

[appellante] exploiteert, onder andere in de [locatie] , diverse toeristische attracties te [plaats] .

6.1.3.

[geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] zijn de beherend vennoten van [VOF] VOF. [geïntimeerde 2] wordt bestuurd door [holding 1] Holding B.V. De enig aandeelhouder en bestuurder van [holding 1] Holding B.V. is de heer [de enig aandeelhouder en bestuurder van holding 1] . [VOF] VOF heeft onder andere als doelstelling het ontwerpen en maken van kunstwerken, in het bijzonder zandsculpturen.

6.1.4.

In 2011 hebben [appellante] en [VOF] VOF een samenwerkingsovereenkomst gesloten met het doel om in de kerstperiode in de [locatie] [project] te maken. Deze overeenkomst is hernieuwd op 15 juni 2012 en 18 oktober 2013.

6.1.5.

De overeenkomst van 18 oktober 2013 (hierna: de overeenkomst) vermeldt in de considerans:

Partijen wensen samen te werken en de afspraken omtrent die samenwerking in een overeenkomst vast te leggen specifiek voor het project “ [project] ” gehouden op lokatie [locatie] aan de [adres] te [plaats] , vooralsnog ieder jaar gepland in de periode november tot en met januari het jaar daarop volgend en eventueel daarop volgende gezamenlijke projecten.

Artikel 1.1 van de overeenkomst luidt:

De kernprestatie(s) welke [VOF] levert in het kader van de samenwerking zijn als volgt:

- de algehele organisatie van het project ten aanzien van de [geïntimeerden 1 tot en met 3] activiteit zowel uitvoerend als leidinggevend;

- de aansturing en de uitvoering van de artistieke werkzaamheden van de zandcarvers;

- de aan- en afvoer van zand;

- het compacten van de zandblokken;

- het verzorgen van de afzetting.

Artikel 3 van de overeenkomst bevat de volgende exclusiviteitsclausule:

Partijen komen exclusiviteit overeen ten aanzien van de organisatie van een kerstactiviteit met zandsculpturen waarvan verwacht wordt dat dit een jaarlijks terugkerend evenement zal zijn. Na afloop van elk door partijen gezamenlijk georganiseerd evenement in dit kader zal dit worden geëvalueerd en in overleg wordt door partijen bekeken of het project voor het daarop volgende jaar voortgang vindt. Door over en weer exclusiviteit te bedingen spreken partijen met elkaar af dat zij, gedurende de exclusiviteitsperiode, geen soortgelijk evenement mogen organiseren met andere partijen t.a.v. van in deze overeenkomst genoemde kernprestaties.

De exclusiviteit geldt voor de regio Zuid-Limburg en wel voor een periode van tien jaar waarbij de periode van 10 jaar elk jaar opnieuw wordt gerekend vanaf het laatste jaar dat partijen gezamenlijk het evenement hebben georganiseerd. Bij niet naleving zal de partij die de exclusiviteitsbepaling schendt per direct een boete verschuldigd zijn van € 50.000,00 per jaar dat de exclusiviteit niet wordt nageleefd.

6.1.6.

Op basis van deze samenwerkingsovereenkomsten exploiteerde [appellante] in samenwerking met [geïntimeerden 1 tot en met 3] gedurende de kerstperiode 2011/2012 tot en met 2014/2015 (steeds van november tot half januari) de tentoonstelling “ [tentoonstelling] ”, een tentoonstelling van metershoge zandsculpturen.

6.1.7.

[geïntimeerde 4] exploiteert sinds 2014 diverse toeristische attracties in een mergelgroeve te [plaats] . Zij wordt bestuurd door [holding 2] Holding B.V. en de hiervoor onder 6.1.3. genoemde [holding 1] Holding B.V.

6.1.8

In de kerstperiode promoot [geïntimeerde 4] haar attracties onder de naam “ [evenement 1] ”. Aan de regulier bij [geïntimeerde 4] te bezichtigen thema’s worden in de kerstperiode enkele aan Kerstmis gerelateerde mergelsculpturen toegevoegd. Als extra attractie toont [geïntimeerde 4] in de kerstperiode een film van “de Mergeltovenaar ”.

6.1.9

Bij brief van 11 februari 2015 heeft [appellante] aan [geïntimeerden 1 tot en met 3] medegedeeld dat zij de overeenkomst per direct ontbindt vanwege overtreding van de exclusiviteitsclausule en dat het exclusiviteitsbeding nog 10 jaar, “derhalve tot en met het kerstseizoen 2024/2025”, gehandhaafd blijft.

6.1.10.

In het kerstseizoen 2015/2016 heeft [appellante] “ [tentoonstelling] ” niet in samenwerking met [VOF] georganiseerd, maar voor het maken van de zandsculpturen derden ingeschakeld.

6.2.1.

In eerste aanleg heeft [appellante] in conventie gevorderd dat de rechtbank
ten aanzien van [geïntimeerden 1 tot en met 3] :

1. voor recht verklaart dat [geïntimeerden 1 tot en met 3] in strijd heeft gehandeld met de exclusiviteitsbepaling,

2. [geïntimeerden 1 tot en met 3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de boete van € 50.000,-.

3. [geïntimeerden 1 tot en met 3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van buitengerechtelijke kosten van

€ 3.968,05

4. voor recht verklaart dat de overeenkomst met uitzondering van de exclusiviteitsbepaling met ingang van 12 februari 2015 is ontbonden, althans deze overeenkomst ontbindt,

5. [geïntimeerden 1 tot en met 3] verbiedt gedurende de kerstperiode tot en met 15 januari 2025 in de regio Zuid-Limburg evenementen te organiseren met zand- en/of mergelsculpturen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom,

6. [geïntimeerden 1 tot en met 3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan haar van schadevergoeding van

€ 62.200,-,

ten aanzien van [geïntimeerde 4] :

7. [geïntimeerde 4] verbiedt gedurende de kerstperiode tot en met 15 januari 2025 in de regio Zuid-Limburg zand- en/of mergelsculpturen publiekelijk ten toon te stellen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom,

8. [geïntimeerde 4] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan haar van schadevergoeding van

€ 62.200,-,

een en ander vermeerderd met rente en kosten.

6.2.2.

In reconventie heeft [geïntimeerden 1 tot en met 3] gevorderd dat de rechtbank
a. voor recht verklaart dat [appellante] :

1. wanprestatie jegens haar heeft gepleegd,

2. op onterechte gronden de betaling van het bedrag van € 82.297,63 heeft opgeschort,

3. op onterechte gronden de overeenkomst heeft ontbonden,

4. schadeplichtig jegens haar is geworden.

[appellante] veroordeelt aan haar te betalen € 82.297,63, buitengerechtelijke incassokosten van € 3.000,- en de boete van € 50.000,-,

[appellante] veroordeelt om:

1. de tussen partijen gesloten overeenkomst stipt na te komen,

2. alle reeds gedane inspanningen voor 2015 ongedaan te maken,

3. [geïntimeerden 1 tot en met 3] in het bezit te stellen van verificatoire schriftelijke bescheiden waaruit blijkt dat [appellante] zich heeft gehouden aan het onder c.2 gevorderde,

dit telkens op straffe van verbeurte van een dwangsom

een en ander vermeerderd met rente en (na)kosten.

6.2.3.

De rechtbank heeft de vorderingen in conventie van [appellante] afgewezen en de vorderingen van [geïntimeerden 1 tot en met 3] in reconventie toegewezen, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.

6.3.1.

In hoger beroep vordert [appellante] , uitvoerbaar bij voorraad, ten aanzien van [geïntimeerden 1 tot en met 3] dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad,

1. zal verklaren voor recht dat [VOF] en haar beherende vennoten in strijd hebben gehandeld met de exclusiviteitsbepaling zoals opgenomen in artikel 3 van de tussen partijen gesloten overeenkomst;

2. [VOF] en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT