Uitspraak Nº 200.210.914/01. Gerechtshof Den Haag, 2019-01-29

ECLIECLI:NL:GHDHA:2019:91
Docket Number200.210.914/01
Date29 Enero 2019
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.210.914/01

Zaaknummer rechtbank : C/09/504592/ HA ZA 16-121

arrest van 29 januari 2019

inzake

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

appellante,

incidenteel geïntimeerde,

hierna te noemen: [appellante] ,

advocaat: mr. A.M.C. Marius-van Eeghen te Den Haag,

tegen

1 [geïntimeerde 1] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

2. [geïntimeerde 2] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,

geïntimeerden,

incidenteel appellanten,

hierna te noemen: [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] en gezamenlijk, [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. B. van Nieuwaal te Rotterdam.

1 De procedure in hoger beroep
1.1.

Voor het verloop van het geding tot 4 juli 2017 verwijst het hof naar zijn tussenarrest van die datum waarbij een comparitie van partijen is gelast.

1.2.

De comparitie heeft plaatsgevonden op 20 september 2017. Van de comparitie is een proces-verbaal opgemaakt. Bij gelegenheid van de comparitie heeft [appellante] een aantal producties in het geding gebracht. [geïntimeerde] heeft bij die gelegenheid een memorie van antwoord met producties genomen, waarin zij de grieven heeft bestreden en tevens incidenteel appel heeft ingesteld. Op de comparitie hebben partijen een schikking getroffen ter beëindiging van het incident inzake de schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis van de rechtbank. Als onderdeel van deze schikking heeft [appellante] het verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging ingetrokken. [geïntimeerde] heeft grief 1 van het incidentele hoger beroep ingetrokken.

1.3.

Na de comparitie heeft [geïntimeerde] een akte uitlating producties genomen. [appellante] heeft een memorie van antwoord in incidenteel appel, tevens akte uitlating producties genomen. Vervolgens hebben beide partijen nog een akte genomen. Ten slotte hebben zij arrest gevraagd.

2 Feiten
2.1.

Het gaat in deze zaak om het volgende.

2.2.

[appellante] en [geïntimeerde 1] zijn zusters. [geïntimeerde 2] is een vennootschap waarvan de aandelen worden gehouden door [geïntimeerde 1] .

2.3.

De vader van [appellante] en [geïntimeerde 1] , de heer [de vader] (hierna: [de vader] ), exploiteerde op het perceel plaatselijk bekend als [adres] (voorheen [adres] ) te [gemeente] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie […] nummer […] (hierna: het perceel), een onderneming in waterzuiveringsinstallaties en grondboringen. Op enig moment heeft [de vader] zijn eenmanszaak ondergebracht in een holdingstructuur met een beheervennootschap, [Beheer BV] (hierna: [Beheer BV] ), en twee dochtervennootschappen, [BV X] (hierna: [BV X] ) en [BV Y] (hierna: [BV Y] ). Het perceel was door de gemeente [gemeente] in erfpacht uitgegeven aan (laatstelijk) [BV X] .

2.4.

Op het perceel bevinden zich enkele bedrijfsgebouwen, die door [BV X] werden verhuurd aan [BV Y] . Verder bevindt zich aan de oostzijde van het perceel een paardenbak, met een omheining van stalen buizen en pallets. Aan de uiterste oostzijde van het perceel, grenzend aan de paardenbak, ligt een stuk grond van ongeveer 10 × 10 meter (hierna: het stuk grond).

2.5.

[appellante] woont op [adres] .

2.6.

In 2008 zijn de aandelen in [BV Y] aan [geïntimeerde 1] verkocht.

2.7.

In een handgeschreven document gedateerd 19 september 2010 is het volgende

vermeld:

"Gekocht van Opa […] :

1 stuk land ongeveer 100 m3 gelegen aan de [adres] te [gemeente] (hondenbegraafplaats)

Aanbetaald: 0,20 eurocent (4-09-2010)

19-09-2010

[naam 1] [appellante]

(handtekening) (handtekening)

[de vader]

(handtekening)"

[naam 1] is [zoon appellante] , de toen minderjarige zoon van [appellante] .

2.8.

Op 17 februari 2012 hebben [Beheer BV] , vertegenwoordigd door [de vader] , en [BV Y] , vertegenwoordigd door [geïntimeerde 1] , een - door hen als “voorlopige koopovereenkomst” aangeduide - overeenkomst gesloten tot aankoop - door [BV Y] van [Beheer BV] - van [BV X] en de bedrijfsgebouwen op het perceel. Verder houdt deze voorlopige koopovereenkomst in dat toestemming wordt verleend voor de aankoop van (de blote eigendom van) het perceel van de gemeente [gemeente]. De overeenkomst is gesloten onder het voorbehoud dat de Rabobank een hypothecaire lening voor de koop van [BV X] en (de blote eigendom van) het perceel verstrekt. In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:

"(…)

Het stuk van het laatste hek waar de zandbak stopt en het gras begint wordt notarieel beschreven dat het in eigendom komt van [appellante] voor 1 euro, voor de tijd dat zij leeft. Bij overlijden of als zij het wenst te verkopen kan zij dit alleen voor l euro verkopen aan [geïntimeerde 1] of haar kinderen […] en […] .

(…)

2.9.

Op 19 juni 2012 is [de vader] overleden.

2.10.

Op 17 juni 2013 heeft de Rabobank schriftelijk aan [BV Y] bericht

dat een financieringsvoorstel van 19 juni 2012 is komen te vervallen, omdat het voorstel niet

tijdig is geaccepteerd. Verder schrijft de bank:

"Bovendien blijkt u niet aan de voorwaarden te kunnen voldoen met betrekking tot de vereiste financiering door derden (lees wijlen de heer [de vader] respectievelijk diens onverdeelde boedel). Daardoor kan het investeringsplan niet in z'n geheel gefinancierd worden.

Op grond van de thans beschikbare gegevens zullen wij u geen nieuw aanbod voor een financiering doen."

2.11.

Bij brief van 28 juni 2013 van haar advocaat heeft [BV Y] de overeenkomst van 17 februari 2012 ontbonden vanwege het niet kunnen verkrijgen van een passende financiering.

2.12.

[appellante] heeft bij brief van 18 oktober 2013 van haar advocaat aan [BV Y] een beroep gedaan op de nietigheid van de ontbinding

en alsnog nakoming van de overeenkomst van 17 februari 2012 gevorderd.

2.13.

Op 12 oktober 2015 heeft [geïntimeerde 2] het perceel en de zich daarop bevindende

bedrijfsgebouwen in eigendom verkregen voor een bedrag van in totaal € 139.500,-. Daartoe

heeft zij koopovereenkomsten gesloten met (de vereffenaar van) [BV X] in

liquidatie (met betrekking tot het recht van erfpacht van het perceel en de zich daarop

bevindende opstallen) en de gemeente [gemeente] (met betrekking tot de blote eigendom

van het perceel).

2.14.

De schikking die partijen hebben getroffen tijdens de comparitie in hoger beroep hield onder meer het volgende in. [appellante] kreeg tot 15 oktober 2017 de gelegenheid de inhoud van een blauwe container die zich bevond op het stuk grond en de blauwe container zelf te verwijderen. Na 15 oktober 2017 kon [geïntimeerde 1] de blauwe container en de andere zaken die zich op het stuk grond bevonden zelf verwijderen. Verder hebben partijen afgesproken dat [geïntimeerde 1] tot aan het arrest van het hof de stenen waarop de blauwe container heeft gestaan en het stuk grond zelf ongemoeid zal laten.

2.15.

[appellante] heeft de (inhoud van de) blauwe container niet vóór 15 oktober 2017 verwijderd. De blauwe container en de andere zaken die zich op het stuk grond bevonden zijn nadien door [geïntimeerde 1] verwijderd.

3 De vorderingen en de beslissing in eerste aanleg
3.1.

In eerste aanleg heeft [appellante] in conventie gevorderd, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. voor recht te verklaren dat:

  1. [appellante] rechthebbende is op het terrein met afmetingen van 10 x 10 m gelegen op het perceel, zijnde een hondenbegraafplaats;

  2. [geïntimeerde] moet meewerken aan de eigendomsoverdracht aan [appellante] middels

levering van de hiervoor onder a. genoemde hondenbegraafplaats;

eventuele aanspraken van [geïntimeerde] op revindicatie zijn verjaard;

[appellante] recht heeft op ongestoord gebruik en genot van de hiervoor onder a.

genoemde hondenbegraafplaats en dit onverkort in de toekomst mag voortzetten;

II. [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] te verbieden:

  1. het terrein waarop de hondenbegraafplaats is gelegen te betreden dan wel te doen betreden;

  2. de graven op de hondenbegraafplaats te ruimen;

  3. de hondenbegraafplaats anderszins te verstoren;

  4. een bord met verboden toegang voor de hondenbegraafsplaats aan de straatzijde te plaatsen;

III. [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] te gebieden:

a. het ongestoorde gebruik en genot door [appellante] van de hondenbegraafplaats te

eerbiedigen;

het bord met verboden toegang voor de hondenbegraafplaats aan de straatzijde te verwijderen;

IV. [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] te veroordelen tot:

primair:

a. het ten spoedigste, althans binnen 8 dagen na het door de rechtbank te wijzen

vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen redelijke termijn, verlenen van toestemming en volledige medewerking aan de formalisering van de eigendom van [appellante] van het terrein waarop zich de hondenbegraafplaats zoals genoemd onder I. sub a. bevindt, middels inschrijving van de eigendom van [appellante] in de openbare registers;

het ten spoedigste, althans binnen 8 dagen na het door de rechtbank te wijzen

vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen redelijke termijn, verlenen van volledige medewerking aan de formalisering van de eigendom van [appellante] van het terrein waarop zich de hondenbegraafplaats zoals genoemd onder I. sub a. bevindt, middels levering aan [appellante] ervan bij notariële akte;

subsidiair:

a. eerbiediging van het gebruiksrecht door [appellante] gedurende haar leven op de

hondenbegraafplaats zoals hiervoor genoemd;

eerbiediging van het gebruiksrecht door [zoon appellante]...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT