Uitspraak Nº 200.210.872_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-01-08

ECLIECLI:NL:GHSHE:2019:44
Date08 Enero 2019
Docket Number200.210.872_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.210.872/01

arrest van 8 januari 2019

in de zaak van

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

hierna aan te duiden als [appellante] ,

advocaat: mr. J.J.M. Damen te Breda,

tegen

Coöperatieve Rabobank U.A.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als Rabobank,

advocaat: mr. S.J. van IJsendoorn te Amsterdam,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 25 april 2017 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, onder zaaknummer C/02/312152 / HAZA 16-137 gewezen vonnis van 30 november 2016.

5 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenarrest van 25 april 2017 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;

  • -

    het proces-verbaal van de comparitie van 11 juli 2017;

  • -

    de memorie van grieven;

  • -

    de memorie van antwoord.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6 De beoordeling
6.1.

De rechtbank heeft in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.11 van het vonnis van 30 november 2016 enkele feiten vastgesteld. Het hof zal de door de rechtbank vastgestelde feiten hieronder weergeven, vernummerd tot 6.2.1 tot en met 6.2.11.

6.2.1.

[appellante] is bij Rabobank in dienst geweest, laatstelijk in de functie van statutair directeur bedrijfsmanagement bij de Rabobank West-Zeeuws Vlaanderen. Het laatstverdiende salaris is € 8.287,15 bruto per maand, exclusief dertiende maand en 8% vakantietoeslag.

6.2.2.

Door een reorganisatie is de functie van [appellante] per 1 oktober 2014 komen te vervallen en is [appellante] boventallig geworden. Dit is in juni 2014 door Rabobank schriftelijk aan [appellante] bevestigd.

6.2.3.

Op de reorganisatie is van toepassing het Sociaal Plan dat is opgenomen in de Rabobank cao 2013-2015 (hierna: het Sociaal Plan). In het Sociaal Plan is – voor zover voor de beoordeling van het geschil van belang – het volgende bepaald:

“Hoofdstuk 5 Begeleiding van werk naar werk

III 5.1 Begeleidingstraject

Uitgangspunt in het Sociaal Plan is dat iedere boventallige medewerker een goede oplossing vindt. Dat vraagt een serieuze inspanning van zowel de werkgever als medewerker.

De exacte invulling van het begeleidingstraject kenmerkt zich door maatwerk en richt zich op realistische en haalbare baankansen/oplossingen.

(…)

Het begeleidingstraject start vanaf de datum dat de medewerker formeel boventallig wordt. De medewerker gaat, onder begeleiding, op zoek naar een nieuwe baan of in overleg naar een andere oplossing (…)

(…)

Hoofdstuk 6 Beëindiging van het dienstverband

In de volgende situaties zal het dienstverband worden beëindigd:

→ (…)

→ Vinden van een nieuwe baan of oplossing

→ Na een onsuccesvol begeleidingstraject.

De voorwaarden die voor deze situaties gelden worden hieronder per situatie beschreven. (…)

III 6.3 Vinden van een nieuwe baan of oplossing

De boventallige medewerker die tijdens het begeleidingstraject een baan buiten Rabobank vindt, zegt zo spoedig mogelijk zijn arbeidsovereenkomst op. De medewerker zal niet worden gehouden aan zijn opzegtermijn. (…) Indien de medewerker tijdens het begeleidingstraject een andere oplossing vindt, maakt hij dit zo spoedig mogelijk kenbaar en wordt aansluitend het dienstverband beëindigd met wederzijds goedvinden.

(…)

De medewerker ontvangt in deze gevallen een bruto beëindigingsvergoeding die wordt gebaseerd op de formule A x B x C, waarbij A de gewogen dienstjaren zijn, B het laatstverdiende bruto maandinkomen en C een correctiefactor is, die op 0,6 wordt gesteld.

(…)

6.4

Na een onsuccesvol begeleidingstraject

Als aan het einde van de begeleidingstermijn onverhoopt geen baan of andere oplossing is gevonden, eindigt het dienstverband, in beginsel met wederzijds goedvinden, per de eerste van de maand volgend op het einde van de maximale begeleidingstermijn. In dit geval wordt de medewerker een bruto beëindigingsvergoeding toegekend waarvan de hoogte wordt gebaseerd op de formule A x B x C, waarbij A de gewogen dienstjaren zijn, B het laatstverdiende bruto maandinkomen en C een correctiefactor is, die op 1 wordt gesteld.

III 6.5 Algemene bepalingen bij beëindiging

III.6.5.1_Vaststellingsovereenkomst

Beëindiging van het dienstverband vindt plaats met wederzijds goedvinden. Er wordt bij aanvang van de boventalligheid een vaststellingsovereenkomst overeengekomen, waarin de standaard afspraken worden vastgelegd. De standaard afspraken zijn niet individueel onderhandelbaar.

(…)

III.6.5.6_Rekenformule beëindigingsvergoeding

Voor de vaststelling van de beëindigingsvergoeding wordt ter bepaling van het bedrag dat wordt toegekend bij beëindiging van het dienstverband uitgegaan van de volgende rekenformule: het aantal gewogen dienstjaren van de medewerker (A) wordt vermenigvuldigd met het laatstverdiende bruto maandinkomen (B) en met een correctiefactor (C).

A: De dienstjaren worden als volgt gewogen: (…).

B: (…)

C: De hoogte van de correctiefacto bedraagt bij beëindiging van het dienstverband in geval van:

(…)

het vinden van een nieuwe baan of oplossing: C = 0,6

een onsuccesvol begeleidingstraject: C = 1,0

(…)

III.6.5.8_Strekking beëindigingsvergoeding

De betaling van de beëindigingsvergoeding heeft tot doel een compensatie te bieden voor de financiële consequenties van beëindiging van het dienstverband die de medewerker onmiddellijk dan wel in toekomstige jaren kan ondervinden.

(…)”

6.2.4.

Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten, getekend op 28 respectievelijk 31 oktober 2014 (hierna: de vaststellingsovereenkomst), waarin – voor zover voor de beoordeling van het geschil van belang – het volgende is opgenomen:

in aanmerking nemende dat:

(…)

de functie van werknemer door een reorganisatie is komen te vervallen, waardoor werknemer boventallig is geworden;

het Sociaal Plan Rabobank CAO 2013-2015 op werknemer van toepassing is;

(…)

verklaren als volgt te zijn overeengekomen:

(…)

3. De werknemer is boventallig verklaard per 1 oktober 2014. Op die datum start ook

het begeleidingstraject dat, inclusief de door de werkgever in acht te nemen opzegtermijn, maximaal 10 maanden zal duren en derhalve op 1 augustus 2015 zal eindigen.

4. De arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en werknemer eindigt met wederzijds

goedvinden per 1 augustus 2015, zijnde de eerste van de maand volgend op de einddatum van het begeleidingstraject genoemd in artikel 3 van deze overeenkomst. In afwijking van het in artikel 4 van deze overeenkomst bepaalde eindigt de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per de datum waarop:

i. een nieuwe arbeidsovereenkomst van de werknemer met een werkgever binnen de

Rabobank aanvangt;

ii. een nieuwe arbeidsovereenkomst van de werknemer met een werkgever buiten de

Rabobank aanvangt;

een en ander indien die datum gelegen is voor de einddatum van het begeleidingstraject.

5. De werknemer is verplicht om de werkgever te informeren op het moment dat een

andere baan is gevonden.

(…)

8. De werkgever zal ingevolge het Sociaal Plan Rabobank CAO 2013-2015 aan

werknemer bij beëindiging volgens artikel 4 en artikel 4 sub ii van deze overeenkomst een beëindigingsvergoeding betalen. De werkgever betaalt aan werknemer binnen één maand na het eindigen van de arbeidsovereenkomst de beëindigingsvergoeding.

9. Omdat er ten tijde van de ondertekening van deze overeenkomst nog geen zekerheid

bestaat over de einddatum en het op de einddatum geldende salaris, geschiedt de berekening van de beëindigingsvergoeding bij de beëindiging. (…) Voor de vaststelling van de beëindigingsvergoeding wordt overeenkomstig artikelen 6.5.6 en 6.5.9 Sociaal Plan, ter bepaling van het bedrag dat wordt toegekend bij beëindiging van het dienstverband uitgegaan van de volgende rekenformule: het aantal gewogen dienstjaren van de werknemer (A) wordt vermenigvuldigd met het laatstverdiende bruto maandinkomen (B) en met een correctiefactor (C).

10.1.

A: De dienstjaren worden als volgt gewogen: (…)

10.2.

B: (…)

10.3.

C: De hoogte van de correctiefactor bedraagt bij beëindiging van het dienstverband

in geval van:

het vinden van een nieuwe baan als bedoeld in artikel 4 ii : C= 0,6;

een onsuccesvol begeleidingstraject als bedoeld in artikel 4: C= 1,0.

(…)”

6.2.5.

Het begeleidingstraject van [appellante] is op 1 oktober 2014 gestart. Tijdens het begeleidingstraject heeft [appellante] onder meer gesolliciteerd op een vacature bij de gemeente Rucphen. Die sollicitatie heeft na een aantal gesprekken en een assessment geleid tot een eindgesprek met P&O op 25 juni 2015 en vervolgens tot de brief van 28 juli 2015 waarmee het college van burgemeester en wethouders [appellante] – voor zover voor de beoordeling van het geschil van belang – als volgt heeft geïnformeerd:

“Wij hebben in onze vergadering van 30 juni 2015 besloten u met ingang van 1 september 2015 voor gemiddeld 36 uur per week tijdelijk voor de duur van een jaar bij wijze van proef aan te stellen in algemene dienst. Wij wijzen u taken toe uit de functie van afdelingsmanager Middelen.

Voor de arbeidsvoorwaarden en de aanvullende rechtspositionele aangelegenheden die voor u van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT