Uitspraak Nº 200.210.660.01, 200.210.657.01 en 200.210.658.01. Gerechtshof Den Haag, 2017-12-06

ECLIECLI:NL:GHDHA:2017:3722
Docket Number200.210.660.01, 200.210.657.01 en 200.210.658.01
Date06 Diciembre 2017
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Uitspraak : 6 december 2017

Zaaknummers : 200.210.660/01, 200.210.657/01 en 200.210.658/01

Rekestnummer rechtbank : FA RK 15-2763 + FA RK 16-1390

Zaaknummer rechtbank : C/09/486593 en C/09/505995

In de zaak met zaaknummer 200.210.660/01:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

verzoeker in hoger beroep, tevens verweerder in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. P.J. Montanus te Amsterdam,

tegen

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats 2] ),

verweerster in hoger beroep, tevens verzoekster in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. V.M.A. Saris te Barendrecht.

In de zaken met zaaknummers 200.210.657/01 en 200.210.658/01:

[appellante] ,

wonende te [woonplaats 2] ),

verzoekster in hoger beroep, tevens verweerster in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. V.M.A. Saris te Barendrecht,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

verweerder in hoger beroep, tevens verzoeker in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. P.J. Montanus te Amsterdam.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

In de zaak met zaaknummer 200.210.660/01:

De man is op 1 maart 2017 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 2 december 2016 van de rechtbank Den Haag.

De vrouw heeft op 8 mei 2017 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.

De man heeft op 20 juli 2017 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de man:

- op 24 maart 2017 een V-formulier van diezelfde datum met bijlage;

- op 3 oktober 2017 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen.

In de zaken met zaaknummers 200.210.657/01 en 200.210.658/01:

De vrouw is op 28 februari 2017 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
2 december 2016 van de rechtbank Den Haag.

De man heeft op 23 mei 2017 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.

De vrouw heeft op 7 juli 2017 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.

Voormelde zaken zijn tezamen op 13 oktober 2017 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

De advocaat van de man heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

Van de mondelinge behandeling is een verkort proces-verbaal opgemaakt.

Het hof zal de beroepen ingevolge het bepaalde in artikel 361 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gevoegd in één beschikking behandelen en beslissen. De stukken en de stellingen die partijen in ene zaak hebben overgelegd respectievelijk aangevoerd worden ook geacht in beide andere zaken te zijn overgelegd respectievelijk aangevoerd. Partijen hebben hiermee ter zitting ingestemd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof in alle zaken naar de bestreden beschikking.

Bij de bestreden beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en heeft de rechtbank de verdeling van de eenvoudige gemeenschap van inboedel als volgt vastgesteld:

- aan elk van partijen wordt de helft van de inboedel in de woning in Polen toebedeeld, welke vaststelling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

Verder heeft de rechtbank bepaald:

- dat de vrouw aan de man ter zake van het aan de man in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden toekomende vergoedingsrecht dient te voldoen een bedrag van € 78.601,64 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 april 2015, welke bepaling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard;

- dat de vrouw aan de man ter zake van de aan de man in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden toekomende verrekenvordering dient te voldoen een bedrag van € 28.560,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 april 2015, welke bepaling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard;

- dat partijen in hun onderlinge verhouding ieder bij helfte dienen bij te dragen in de aflossing van het doorlopend krediet bij de Rabobank;

- dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Het meer of anders verzochte, onder meer de verzoeken van de vrouw tot vaststelling van kinder- en partneralimentatie, is afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. In hoger beroep staat het volgende vast:

- Partijen zijn de ouders van:

[naam 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] , hierna verder: de thans jongmeerderjarige, en

[naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , hierna verder: de minderjarige, hierna tezamen ook te noemen: de kinderen.

- De vrouw woont samen met de kinderen in Polen en de man in Nederland.

- Blijkens het systeem ingevolge de Wet basisregistratie personen hebben partijen in ieder geval de Nederlandse nationaliteit. Volgens partijen heeft de vrouw daarnaast de Poolse nationaliteit.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

1. In geschil zijn:

- de echtscheiding;

- de door de man aan de vrouw te betalen uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw (hierna ook: partneralimentatie);

- de bevoegdheid van de Nederlandse rechter ten aanzien van een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook: kinderalimentatie) ten behoeve van de minderjarige, en een door de man te betalen kinderalimentatie ten behoeve van de thans jongmeerderjarige, alsmede, met ingang van 12 mei 2017, een door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de thans jongmeerderjarige, (de kinderalimentatie en de alimentatie jongmeerderjarige tezamen ook te noemen: de alimentatie ten behoeve van de kinderen);

- de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.

In de zaak met zaaknummer 200.210.660/01:

2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de exclusieve schuld van de man aan de echtscheiding en de behoefte van de vrouw aan partneralimentatie en voor het overige te bekrachtigen.

3. De vrouw bestrijdt het beroep en verzoekt het hof het beroep van de man ongegrond te verklaren. In incidenteel hoger beroep voert de vrouw verweer tegen de uitgesproken echtscheiding en verzoekt zij het hof de bestreden beschikking op de volgende punten te vernietigen c.q. aan te passen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de vrouw toe te wijzen en het huwelijk in stand te laten.

4. De man verzet zich daartegen en verzoekt het hof de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren althans het hoger beroep van de vrouw af te wijzen. Daarnaast verzoekt de man het hof zelfstandig bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, toestemming te geven dat de (voorlopige) vordering van de man op de vrouw uit hoofde van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden zoals berekend door de rechtbank bij de bestreden beschikking mag worden bijgeschreven in deel III van de kadastrale inschrijving van de woning te Polen.

In de zaken met zaaknummers 200.210.657/01 en 200.210.658/01:

5. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat:

- het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een partneralimentatie, alsnog gegrond te verklaren en te bepalen dat de man aan de vrouw een bedrag van € 1.300,-- per maand, althans een door het hof te bepalen bedrag, bij vooruitbetaling dient te voldoen;

- het verzoek van de vrouw tot vaststelling van het te verrekenen vermogen zoals genoemd onder punt 11 tot en met 27, toe te wijzen;

- het verzoek van de man tot vaststelling van de wettelijke rente ongegrond te verklaren.

6. De man bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep althans dat hoger beroep af te wijzen met uitzondering van de grief van de vrouw met betrekking tot de waarde van de op naam van de man staande levensverzekering bij ASR. In incidenteel hoger beroep verzoekt de man het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de bevoegdheid van de Nederlandse rechter ten aanzien van het verzoek tot de alimentatie ten behoeve van de kinderen en het doorlopend krediet van partijen bij de Rabobank en, opnieuw beschikkende, zich bevoegd te verklaren met betrekking tot de alimentatie ten behoeve van de kinderen en het verzoek van de man ten aanzien van het doorlopend krediet van partijen bij de Rabobank alsnog toe te wijzen en voor het overige de beschikking te bekrachtigen.

7. De vrouw verzet zich hiertegen.

8. Het hof heeft, voor zover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.

Echtscheiding

Rechtsmacht en toepasselijk recht

9. Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek en dat krachtens artikel 10:56 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands recht op het desbetreffende verzoek van toepassing is.

10. Door de vrouw is incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de in het dictum van de bestreden beschikking uitgesproken echtscheiding.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT