Uitspraak Nº 200.212.261/01. Gerechtshof Amsterdam, 2018-04-17

ECLIECLI:NL:GHAMS:2018:1318
Date17 Abril 2018
Docket Number200.212.261/01
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer: 200.212.261/01

zaaknummer rechtbank: C/13/600904 / FA RK 16-245 (LH/MBE)

beschikking van de meervoudige kamer van 17 april 2018 inzake

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster in het principaal hoger beroep,

verweerster in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. H. Shawky te Amsterdam,

en

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder in het principaal hoger beroep,

verzoeker in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. W.T. Doijer te Haarlem.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

De vrouw is op 21 maart 2017 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 21 december 2016.

2.2

De man heeft op 11 september 2017 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.

2.3

De vrouw heeft op 24 oktober 2017 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.

2.4

Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:

- een brief van de zijde van de man van 7 november 2017 met bijlagen, ingekomen op 8 november 2017.

2.5

De minderjarige [A] (hierna te noemen: [kind a] ) heeft bij brief van 18 oktober 2017 aan het hof haar mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.

2.6

De mondelinge behandeling heeft op 20 november 2017 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3 De feiten
3.1

Het huwelijk van partijen is op 24 augustus 2016 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 22 juni 2016 in de registers van de burgerlijke stand.

3.2

Partijen zijn de ouders van:

- [kind a] , geboren [in] 2000;

- [B] (hierna te noemen: [kind b] ), geboren [in] 2005.

Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [kind a] en [kind b] (hierna tezamen ook: de kinderen).

3.3

De hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de vrouw. Bij de bestreden beschikking is een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald, inhoudende dat met ingang van de datum van de bestreden beschikking de man de kinderen bij zich heeft drie weekenden in de vier weken van donderdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school, alsmede de helft van de vakanties en de feestdagen, in onderling overleg te bepalen.

3.4

Het hof heeft, voor zover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.

4 De omvang van het geschil
4.1

Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, bepaald dat de man met ingang van 24 februari 2016 (totaal) € 1.065,- (duizendenvijfenzestig euro) en met ingang van 1 januari 2017 € 1.087,- (duizendenzevenentachtig euro) per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding voor beide kinderen (hierna ook: kinderalimentatie), bij vooruitbetaling te voldoen.

4.2

De vrouw verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat de man gehouden is een bedrag van € 1.500,- per kind per maand bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 24 februari 2016, althans een zodanig bedrag met ingang van een zodanige datum als het hof juist acht.

4.3

De man verzoekt in principaal hoger beroep de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep, dan wel het verzoek in hoger beroep van de vrouw af te wijzen en de bestreden beschikking, zo nodig onder verbetering van de gronden en met uitzondering van de hoogte van de te betalen kinderalimentatie, te bekrachtigen.

4.4

In incidenteel hoger beroep verzoekt de man de ten laste van de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie vast te stellen op € 735,- per maand, althans een zodanig lager bedrag dan € 1.065,- per maand als het hof juist acht.

4.5

De vrouw verzoekt het verzoek van de man in incidenteel hoger beroep af te wijzen.

5 De beoordeling van het principaal en incidenteel hoger beroep

Ontvankelijkheid

5.1

Gebleken is dat de vrouw het griffierecht tijdig heeft betaald. Zij is derhalve ontvankelijk in haar hoger beroep.

In het principaal en incidenteel hoger beroep

5.2

Tussen partijen is niet in geschil dat de man voldoende draagkracht heeft om in de behoefte van de kinderen te voorzien en dat hij bepaalde bijzondere kosten, zoals voor hockey en de internationale school, draagt. Partijen zijn verdeeld over de omvang van de behoefte van de kinderen. De (vijf) grieven van de vrouw in principaal hoger beroep en de eerste grief van de man in incidenteel hoger beroep zien hierop en lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.

Ingangsdatum

5.3

De door rechtbank vastgestelde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT