Uitspraak Nº 200.212.505/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2018-07-31

ECLIECLI:NL:GHARL:2018:6962
Docket Number200.212.505/01
Date31 Julio 2018
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.212.505

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen 5591346 \ VV EXPL 16-120)

arrest in kort geding van 31 juli 2018

in de zaak van

De Verenigde Eigen Vervoerders B.V.
h.o.d.n. Brinkman Trans Holland,

gevestigd te Koekange,

appellante in hoger beroep,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: Brinkman,

advocaat: mr. L.H. Haarsma,

tegen:

1 de vereniging Federatie Nederlandse Vakbeweging FNV,

gevestigd te Utrecht,
2. [geïntimeerde2],
wonende te [A] ,
3. [geïntimeerde3],
wonende te [B] ,
4. [geïntimeerde4],
wonende te [C] ,
geïntimeerden in het hoger beroep,

in eerste aanleg: eisers,

advocaat: mr. J.H. Mastenbroek.

Geïntimeerde sub 1 zal hierna FNV, geïntimeerde sub 2 [geïntimeerde2] , geïntimeerde sub 3 [geïntimeerde3] en geïntimeerde sub 4 [geïntimeerde4] worden genoemd. Geïntimeerden sub 1 tot en met 4 zullen gezamenlijk FNV c.s. worden genoemd en geïntimeerden sub 2 tot en met 4 zullen gezamenlijk [geïntimeerden 2 t/m 4] c.s. worden genoemd.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 7 februari 2017 dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, in kort geding heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van 6 maart 2017,

- de memorie van grieven met producties,

- de memorie van antwoord met producties,

- het H-12 formulier van FNV c.s. met een productie, ingekomen op 18 juni 2018;
- het H-16 formulier van Brinkman met producties van 25 juni 2018;
- de pleitnotities van het op 27 juni 2018 gehouden pleidooi, gelijktijdig met het pleidooi in de zaak bij dit hof aanhangig onder zaaknummer 200.216.321.

2.2

Na afloop van de pleidooien heeft het hof arrest bepaald.

2.3

Brinkman vordert in het hoger beroep - samengevat - vernietiging van het kort geding vonnis van de kantonrechter te Assen van 7 februari 2017, met afwijzing van de oorspronkelijke vorderingen van FNV c.s., veroordeling van FNV c.s., uitvoerbaar bij voorraad, tot terugbetaling van al hetgeen uit hoofde van het bestreden vonnis reeds mocht zijn betaald te vermeerderen met rente en kosten, en in de proceskosten in beide instanties.

3
3. De vaststaande feiten
3.1

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1. tot en met 2.8. van het bestreden vonnis. Daarbij is rekening gehouden met wat door Brinkman in grief III is aangevoerd tegen de vaststaande feiten vermeld onder 2.4 en 2.5. Aangevuld met feiten waar in hoger beroep eveneens kan worden uitgegaan zijn de feiten, voor zover in hoger beroep van belang, als volgt.

3.2

Brinkman is een internationaal opererend transportbedrijf. Zij valt onder de cao Beroepsgoederenvervoer over de weg en verhuur van mobiele kranen (hierna: de CAO).

3.3

[geïntimeerde3] en [geïntimeerde4] zijn in 1999 in dienst getreden van Brinkman en [geïntimeerde2] in 2010. Allen waren werkzaam als (internationaal) chauffeur. Op de met [geïntimeerden 2 t/m 4] c.s. gesloten individuele arbeidsovereenkomsten is de CAO van toepassing verklaard. [geïntimeerde2] is lid en [geïntimeerde4] en [geïntimeerde3] zijn kaderlid van de FNV.

3.4

Brinkman maakt bij haar werkzaamheden gebruik van in het buitenland gevestigde charterondernemingen; ondernemingen die (in onderaanneming) transportwerkzaamheden voor Brinkman uitvoeren. Brinkman maakt(e) in het bijzonder gebruik van de diensten van het in Polen gevestigde Brinkman Trans Holland Spzoo en het in Moldavië gevestigde Brinkman Trans Holland Service. Buitenlandse chauffeurs die vanuit deze ondernemingen werden/worden ingezet rijden voor Brinkman hoofdzakelijk tussen Nederland en Scandinavië. Het door deze buitenlandse chauffeurs ontvangen loon was/is niet conform de CAO.

3.5

[geïntimeerden 2 t/m 4] c.s . ontvingen als (internationaal) chauffeur naast een basissalaris tevens een aanvullend bedrag in verband met overuren. Vanaf 1 januari 2016 hebben [geïntimeerden 2 t/m 4] c.s. minder overuren gemaakt dan voorheen. Vanaf 15 november 2016 heeft Brinkman [geïntimeerden 2 t/m 4] c.s. in het geheel niet meer ingeschakeld voor het verrichten van (vervoers)werkzaamheden en ontvingen zij alleen nog hun basissalaris zonder overuren.

3.6

FNV en Brinkman zijn al geruime tijd in discussie over de naleving van de CAO

door Brinkman. FNV en Brinkman hebben in dit verband verschillende overleggen gevoerd, waarbij [geïntimeerden 2 t/m 4] c.s. in contact stonden met FNV.

3.7

Op 8 november 2016 heeft FNV in de persoon van dhr. [D] aan Brinkman en de in 3.4 genoemde bedrijven in Polen en Moldavië een bief gestuurd. In die brief wordt onder meer aandacht gevraagd voor het derven van inkomsten door [geïntimeerden 2 t/m 4] c.s. doordat zij geen overuren meer maken. Verder wordt in de brief gesteld dat Brinkman de Rij- en rusttijdenverordening (verordening EU 561-2006) structureel overtreedt en dat de CAO niet wordt nageleefd. In dat verband wordt Brinkman gesommeerd:
a) te bevestigen dat alle chauffeurs met ingang van de komende

loonbetalingsperiode hun urenregistratie na controle retour ontvangen;
b) te bevestigen dat de bedrijfsvoering ten aanzien van de rij- en rusttijden zal worden

aangepast;
c) te bevestigen dat Brinkman gaat bedingen dat ook de chauffeurs in buitenlandse loondienst betaald zullen worden conform de in de CAO opgenomen basis arbeidsvoorwaarden.

Daarnaast wordt Brinkman op de voet van artikel 78 van de CAO verzocht om van betalingsperiode 11 (november) van 10 werknemers de urenstaten toe te zenden met de daarbij behorende salarisstroken.

3.8

Op 3 mei 2017 heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) gerapporteerd naar aanleiding van een door haar vanaf 17 december 2016 bij Brinkman ingesteld onderzoek op de naleving van wettelijke bepalingen die betrekking hebben op (de arbeidsomstandigheden in) het wegvervoer. De bedrijfsinspectie had betrekking op het tijdvak van 1 mei 2016 tot 31 juli 2016. Door de ILT zijn verschillende overtredingen geconstateerd. Onder meer betreft dat de naleving van de rij- en rusttijdenverordening: “vastgesteld [is] dat door de onderneming geen overnachtings- c.q. slaapruimte wordt gefaciliteerd zodat chauffeurs die werkzaam zijn in uw onderneming (en) gedurende de normale wekelijkse rusttijd (45 uren) de rusttijd NIET buiten het voertuig kunnen doorbrengen”.
ILT heeft Brinkman daarbij als werkgever aangemerkt ten aanzien van alle personen die binnen haar onderneming belast zijn met het besturen van vrachtauto’s, omdat is bevonden dat planning en organisatie van het vervoer en de aansturing van de chauffeurs plaatsvindt onder gezag en regie van Brinkman.

3.9

Aan de arbeidsovereenkomsten met [geïntimeerde2] en [geïntimeerde4] is op 1 maart 2018 een einde gekomen door ontbinding van die arbeidsovereenkomsten door de kantonrechter. |
De arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde3] is beëindigd op 26 april 2017, door een ontslag op staande voet. [geïntimeerde3] heeft onder het maken van aanspraak op de transitievergoeding en een billijke vergoeding in het ontslag als zodanig berust.

4 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.1

FNV c.s. heeft in eerste aanleg na wijziging van eis, samengevat, gevorderd om bij wijze van voorlopige voorziening Brinkman:
I. te veroordelen om aan FNV ten aanzien van betalingsperiode 11 van 10 werknemers van Brinkman urenstaten en bijbehorende salarisstroken toe te zenden, op straffe van een dwangsom;

II. te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 7.500,- aan FNV als bedoeld in artikel 15 en 16 wet CAO;

III. te gebieden om te voldoen aan het bepaalde in artikel 73 van de CAO, door bij het inschakelen van charters, waaronder met name de aan Brinkman gelieerde vennootschappen Brinkman Trans-Holland Spzoo en Brinkman Trans Holland Service Moldavië te bedingen (schriftelijk vast te leggen en erop toezien) dat de chauffeurs in dienst van deze charters beloond zullen worden conform de basisvoorwaarden van de CAO, op straffe van verbeurte van een dwangsom;

IV. te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde2] van een bedrag van € 505,87 (bruto) per

betalingsperiode vanaf 1 januari 2016 tot de dag dat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn

geëindigd, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente;

V. te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde3] van een bedrag van € 791,45 (bruto) per

betalingsperiode vanaf 1 januari 2016 tot de dag dat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn

geëindigd, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente;

VI. te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde4] van een bedrag van € 545,42 (bruto) per

betalingsperiode vanaf 1 januari 2016 tot de dag dat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn

geëindigd, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente;

VII. te verbieden om na betekening van het vonnis haar chauffeurs en de door haar in charter ingeleende chauffeurs de normale wekelijkse rusttijd van 45 uur zoals bedoeld in de Rij- en rusttijdenverordening in het voertuig te laten doorbrengen en Brinkman te gebieden om deze chauffeurs de rust op de standplaats te laten genieten, dan wel andere voorzieningen te treffen waardoor zij niet de rust in het voertuig hoeven door te brengen, op straffe van

een dwangsom;

VIII. te veroordelen tot betaling van de proceskosten.

4.2

De kantonrechter heeft bij vonnis van 7 februari 2017 de vorderingen toegewezen, met dien verstande dat:
ad I) de dwangsom is bepaald op € 500,- per dag met een maximum van € 10.000,-

ad II): de schadevergoeding is beperkt tot € 5.000,-
ad III): de toewijzing zich...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT