Uitspraak Nº 200.214.278/01. Gerechtshof Amsterdam, 2019-01-22

ECLIECLI:NL:GHAMS:2019:138
Docket Number200.214.278/01
Date22 Enero 2019
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.214.278/01

zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/234742/HA ZA 15-753

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 januari 2019

inzake

1 [appellant sub 1] ,

2. [appellante sub 2],

beiden wonend te [woonplaats] ,

appellanten,

tevens incidenteel geïntimeerden,

advocaat: mr. L.T. van Eijck van Heslinga te Alkmaar,

tegen

1 [geïntimeerde sub 1] ,

2. [geïntimeerde sub 2],

beiden wonend te [woonplaats] ,

geïntimeerden,

tevens incidenteel appellanten,

advocaat: mr. K. Straathof te Alkmaar.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna (in mannelijk enkelvoud) [appellanten] en [geïntimeerden] genoemd.

[appellanten] is bij dagvaarding van 10 maart 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 december 2016, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellanten] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en [geïntimeerden] als gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, tevens houdende vermeerdering van eis, met producties;

- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, tevens wijziging/vermeerdering eis, met producties;

- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties.

Partijen hebben de zaak vervolgens ter zitting van 26 april 2018 doen bepleiten door hun voornoemde advocaten, beiden aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.

Beide partijen hebben nog producties in het geding gebracht.

Ter terechtzitting is een minnelijke regeling tussen partijen tot stand gekomen waarbij onder meer mediation is overeengekomen. Tevens is de zaak naar de rol verwezen voor ambtshalve doorhaling, waarbij is bepaald dat indien mediation onverhoopt niet tot algehele overeenstemming zou leiden de zaak opnieuw kon worden opgebracht. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.

De zaak is opnieuw opgebracht. [appellanten] heeft een akte genomen met producties, en [geïntimeerden] een antwoordakte met producties. Hierop heeft [appellanten] nog een akte uitlating producties genomen.

Ten slotte is arrest gevraagd.

[appellanten] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [appellanten] alsnog toe zal wijzen, met dien verstande dat het hof, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. zal verklaren voor recht dat de erfgrens tussen de percelen in eigendom van [appellanten] , te weten gemeente [gemeente] sectie [sectie 1] en sectie [sectie 2] enerzijds en de percelen in eigendom bij [geïntimeerden] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie [sectie 3] en sectie [sectie 4] anderzijds, overeenkomstig de kadastrale erfgrens loopt zoals door het Kadaster aangewezen op 13 mei 2014;

II. [geïntimeerden] hoofdelijk zal veroordelen binnen 14 dagen na betekening van het ten deze te wijzen arrest de door of in opdracht van [geïntimeerden] geplaatste paaltjes en takken te verwijderen en verwijderd te houden;

III. primair: [geïntimeerden] hoofdelijk zal veroordelen binnen 14 dagen na betekening van het arrest de bouwwerken van [geïntimeerden] , voor zover deze de erfgrens met het

perceel van [appellanten] overschrijden te verwijderen en verwijderd te houden;

subsidiair: [geïntimeerden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de

ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen tot vergoeding van schade aan [appellanten] tot een bedrag van € 10.000,-, althans een zodanig bedrag als het hof redelijk acht;

IV. voorwaardelijk primair: [geïntimeerden] hoofdelijk zal veroordelen bij wijze van schadevergoeding in natura de strook grond, kadastraal deel uitmakend van het perceel bekend als gemeente [gemeente] sectie [sectie 1] , voor zover door verjaring eigendom van [geïntimeerden] geworden, te leveren aan [appellanten] ;

subsidiair: [geïntimeerden] hoofdelijk zal veroordelen tot vergoeding van schade aan [appellanten] tot een bedrag van € 10.000,-, althans een zodanig bedrag als het hof redelijk acht;

V. [geïntimeerden] hoofdelijk zal veroordelen het gebruik van de erfdienstbaarheid op de minst bezwarende wijze te laten plaatsvinden, waaronder begrepen het gebruik daarvan niet met een hogere snelheid dan 15 kilometer per uur zulks op straffe van hoofdelijke verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding, tot een maximum van € 20.000,-;

VI. [geïntimeerden] hoofdelijk zal veroordelen tot vergoeding van de kosten van vaststelling van de kadastrale erfgrens aan [appellanten] tot een bedrag van € 495,- , althans een zodanig bedrag als het hof redelijk acht;

en de vorderingen in reconventie zoals door [geïntimeerden] aan de rechtbank Noord-Holland voorgelegd en door deze toegewezen alsnog aan [geïntimeerden] te ontzeggen;

met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten in eerste aanleg, alsmede de proceskosten in het hoger beroep, te vermeerderen met nakosten en rente.

[geïntimeerden] heeft geconcludeerd dat het hof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

in principaal appel:

de vorderingen van [appellanten] in hoger beroep af zal wijzen, alsmede

in incidenteel appel:

het bestreden vonnis op de aangevochten punten zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de in eerste aanleg in reconventie ingestelde vorderingen alsnog toe zal wijzen,

door

A. [appellanten] te verbieden op de toegangsweg tot het perceel van [geïntimeerden] op (semi)permanente wijze roerende dan wel onroerende zaken te (doen) plaatsen op een dusdanige wijze dat de doorgang van en naar het perceel van [geïntimeerden] (deels) wordt belemmerd of bemoeilijkt, althans het pad smaller wordt, op straffe van een hoofdelijk verschuldigde dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat [appellanten] deze veroordeling niet nakomt;

B. [appellanten] te gebieden binnen drie weken na dagtekening van het ten deze te wijzen arrest, althans binnen een door het hof in goede justitie te bepalen termijn, het pad over de gehele lengte ten laste van de percelen [gemeente] [sectie 2] en [sectie 1] te (doen) verbreden tot minimaal 5 meter, althans 4 meter, althans 3,5 meter, althans tot een breedte die het hof in goede justitie meent te behoren, waarbij het pad bij de uitrit op de openbare weg geleidelijk wordt verbreed tot minimaal 7 meter, althans tot een breedte die het hof in goede justitie meent te behoren, en waarbij [appellanten] wordt verboden de verbreding te (doen) realiseren in de richting van de bomen tussen de percelen [gemeente] [sectie 2] en A 1979, alsmede [appellanten] te gebieden de toegangsweg zo in te richten en ingericht te houden, dat [geïntimeerde sub 1] daarvan met alle voor een openbare weg geschikte voertuigen gebruik kan (doen) maken, dit alles op straffe van een hoofdelijk verschuldigde dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat [appellanten] deze veroordeling niet nakomt, alsmede:

C. [appellanten] te gebieden binnen drie weken na dagtekening van het ten deze te wijzen arrest, althans binnen een door het hof in goede justitie te bepalen termijn, de bomen naast het pad zodanig te (doen) snoeien en gesnoeid te houden dat over de volle lengte van het pad tot een hoogte van vier meter, althans een hoogte die het hof in goede justitie meent te behoren, geen takken over het pad groeien, dit alles op straffe van een hoofdelijk verschuldigde dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat [appellanten] deze veroordeling niet nakomt, alsmede:

D. [appellanten] te gebieden binnen een week na dagtekening van het ten deze te wijzen arrest, althans binnen een door het hof in goede justitie te bepalen termijn, de boomstammen die langs het pad liggen te verwijderen en verwijderd te houden, waarbij [appellanten] wordt verboden op enigerlei (semi)permanente wijze roerende dan wel onroerende zaken te (doen) plaatsen op een dusdanige wijze dat het gebruik van het pad naar perceel [gemeente] [sectie 3] geheel of gedeeltelijk wordt belemmerd, althans bemoeilijkt, althans verhinderd, althans het pad (gedeeltelijk) smaller wordt, op straffe van een hoofdelijk verschuldigde dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat [appellanten] deze veroordeling niet nakomt, alsmede:

in principaal en incidenteel appel

[appellanten] , hoofdelijk, te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties, te vermeerderen met nakosten en rente.

In incidenteel appel heeft [appellanten] geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten, met rente.

Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2 Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1. tot en met 2.13. de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Zij luiden als volgt.

a. [appellanten] is sinds 2012 eigenaar en bewoner van de onroerende zaak, zijnde een perceel met woonhuis gelegen aan de [adres 1] , kadastraal bekend Gemeente [gemeente] Sectie [sectie 1] en nummer [sectie 2] .

b. [geïntimeerden] is sinds 2008 eigenaar en bewoner van de onroerende zaak, zijnde een perceel met woonhuis gelegen aan de [adres 2] , kadastraal bekend Gemeente [gemeente] Sectie [sectie 3] (hierna: perceel [sectie 3] ) en nummer [sectie 4] (hierna: perceel [sectie...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT