Uitspraak Nº 200.215.272. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-10-29

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:9205
Docket Number200.215.272
Date29 Octubre 2019
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.215.272

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 383025)

arrest van 29 oktober 2019

in de zaak van

1 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BEVAGO B.V,

gevestigd te Rotterdam en kantoorhoudend te Willemstad,

2. [appellante sub 2],

in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [X] ,

wonende te [woonplaats] , [land] ,

appellanten in hoger beroep,

in eerste aanleg: eiseressen in conventie en verweersters in reconventie,

advocaat: mr. J.J. Linker,

tegen:

[geïntimeerde] ,

1. in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [Y] ,

2. in privé,

kantoor houdend en wonend te [vestigings- en woonplaats] ,

geïntimeerde in hoger beroep,

in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,

advocaat: mr. S. Colsen.

Appellante sub 1 zal hierna Bevago en appellante sub 2 [appellante sub 2] worden genoemd. Samen zullen zij Bevago c.s. (mannelijk enkelvoud) worden genoemd. Geïntimeerde zal hierna [geïntimeerde] worden genoemd.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 28 augustus 2018 hier over.

1.2

Het verdere verloop blijkt uit:

- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 11 december 2018, waarbij akte is verleend van het overleggen van de producties 68-71 door Bevago c.s.. Het hof wijst het verzoek van mr. Colsen om haar brief van 11 januari 2019 aan het proces-verbaal te hechten af.

2 De vaststaande feiten
2.1

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals die uitvoerig zijn beschreven onder 2.1. tot en met 2.20 van het vonnis van 28 september 2016. Hieronder geeft het hof voor een goed begrip van dit arrest nog kort de kern van het feitenrelaas weer.

2.2

[Y] (hierna ook: [Y] of erflater) en [X] (hierna: [X] of erflaatster) waren samen eigenaar van een appartement aan de [adres 1] te [woonplaats] , ieder voor de onverdeelde helft. Zij bewoonden dit appartement vanaf 2001.

2.3

Erflater is op 8 september 2002 verhuisd en op 5 oktober 2003 overleden met achterlating van zijn zoon en dochter als zijn enige erfgenamen (hierna ook: de erven [Y] ). [geïntimeerde] , die tot 30 september 2014 notaris te [vestigings- en woonplaats] was, is op 20 april 2009 op verzoek van de erven [Y] benoemd tot vereffenaar in de nalatenschap van erflater. Twee keer heeft [geïntimeerde] verzocht om zijn ontslag als vereffenaar (op 13 december 2010 en op 22 september 2014). Beide keren is dat verzoek ingetrokken, het laatste verzoek pas op 17 januari 2017, na een deskundigenbericht. Zowel [appellante sub 2] als de dochter van erflater hebben klachten ingediend bij de notariële tuchtrechter tegen [geïntimeerde] . Deze klachten zijn ongegrond verklaard.

2.4

Erflaatster is in 2007 in een verzorgingshuis opgenomen. In datzelfde jaar is een meerderjarigenbewind ingesteld over alle goederen van erflaatster en is [appellante sub 2] tot bewindvoerder benoemd. De kantonrechter heeft [appellante sub 2] machtiging verleend om de onverdeelde helft van het appartementsrecht van erflaatster te verkopen voor ten minste € 120.000 (beschikking rechtbank Rotterdam (kanton) 3 februari 2011). [appellante sub 2] heeft dit aandeel op 10 februari 2011 voor € 120.000 geleverd aan Bevago, uit hoofde van een koopovereenkomst van 5 september 2008. Op 29 mei 2013 heeft het Hof Den Haag die beschikking op verzoek van [geïntimeerde] in hoger beroep vernietigd en het verzoek om machtiging van [appellante sub 2] alsnog afgewezen.

2.5

[geïntimeerde] heeft op 27 maart 2014 jegens Bevago de vernietiging ingeroepen van de levering van het aandeel in het appartement van erflaatster aan Bevago.

2.6

Erflaatster is op 27 mei 2014 overleden met achterlating van haar dochter, [appellante sub 2] , als haar enige erfgename en executeur van haar nalatenschap.

2.7

Op 3 december 2015 zijn tussen partijen afspraken gemaakt over de overdracht van het aandeel van erflater in het appartement aan Bevago voor € 120.000,-. De notariële levering van dit aandeel aan Bevago heeft op 30 december 2015 plaatsgevonden.

3 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.1

Bevago c.s. heeft in eerste aanleg in conventie na wijziging van eis gevorderd dat de rechtbank:

primair

  1. (a) voor recht verklaart dat [geïntimeerde] als vereffenaar en/of persoonlijk aansprakelijk is voor alle schade die Bevago heeft geleden, lijdt en zal lijden als gevolg van het feit dat [geïntimeerde] medewerking aan verkoop en levering van het appartement weigert dan wel heeft geweigerd en (b) [geïntimeerde] veroordeelt tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat;

  2. (a) voor recht verklaart dat [geïntimeerde] als vereffenaar en/of persoonlijk aansprakelijk is voor alle schade die [appellante sub 2] dan wel de nalatenschap van [X] heeft geleden, lijdt en zal lijden vanwege het handelen en nalaten van [geïntimeerde] en voor de schade als gevolg van het feit dat [geïntimeerde] medewerking aan verkoop en levering van het appartement heeft geweigerd in de periode 20 april 2009 tot 10 februari 2011 en (b) [geïntimeerde] veroordeelt tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat;

subsidiair (voor het geval de rechtbank oordeelt dat het beroep van [geïntimeerde] op vernietiging van de overdracht van het aandeel in het appartementsrecht aan Bevago hout snijdt)

3. ( (a) voor recht verklaart [geïntimeerde] als vereffenaar en/of persoonlijk aansprakelijk is voor alle schade die [appellante sub 2] dan wel de nalatenschap van [X] heeft geleden, lijdt en zal lijden als gevolg van het feit dat [geïntimeerde] medewerking aan verkoop en levering van het appartement weigert dan wel heeft geweigerd en (b) [geïntimeerde] veroordeelt tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat;

in alle gevallen

4. [geïntimeerde] veroordeelt in de kosten van buitengerechtelijke bijstand en de proceskosten met inbegrip van de beslagkosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2

[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg in reconventie opheffing van de door Bevago c.s. gelegde beslagen gevorderd.

3.3

De rechtbank heeft in haar vonnis van 28 september 2016 in conventie de vorderingen afgewezen en in reconventie de gelegde beslagen opgeheven met veroordeling van Bevago c.s. in de proceskosten.

4 Het geschil in hoger beroep
4.1

Bevago c.s. komt met elf grieven op tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 28 september 2016 en vordert dat het hof dat vonnis zal vernietigen en:

  • -

    de vorderingen in conventie van Bevago c.s. alsnog zal toewijzen,

  • -

    [geïntimeerde] in zijn vorderingen in reconventie alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren, althans zijn vorderingen zal afwijzen en zal oordelen dat de door Bevago c.s. gelegde beslagen weer herleven;

  • -

    [geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling aan Bevago c.s. van al hetgeen Bevago c.s. op grond van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente

  • -

    [geïntimeerde] zal veroordelen in de proceskosten van beide instanties.

4.2

[geïntimeerde] voert verweer en concludeert dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen met veroordeling van Bevago c.s. in de proceskosten van beide instanties.

5 De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.1

Bevago en [appellante sub 2] verwijten [geïntimeerde] dat hij tot driemaal toe heeft geweigerd mee te werken aan verkoop van het appartement waardoor [X] , Bevago en [appellante sub 2] (nalatenschap [X] ) schade hebben geleden.

Zij onderscheiden daarbij drie periodes:

  1. De periode van 9 maart 2010 tot 29 oktober 2010 (uitgewerkt in de dagvaarding eerste aanleg 4.10 - 4.11/ producties 5-22).

  2. De periode vanaf 21 december 2012 tot 12 februari 2013 (uitgewerkt in de dagvaarding eerste aanleg 5.1 - 5.10/producties 30-42).

  3. De periode vanaf de vaststellingsovereenkomst van 19 juni 2013 (uitgewerkt in de dagvaarding eerste aanleg 8.1 - 8.4).

Zij verwijten [geïntimeerde] voorts:

  • -

    dat hij de administratie van de nalatenschap niet heeft gecontroleerd en geen deugdelijke boedelbeschrijving heeft gemaakt;

  • -

    dat hij het appartement niet heeft verhuurd.

5.2

Aan hun vorderingen leggen zij ten grondslag dat [geïntimeerde] jegens [X] , [appellante sub 2] en Bevago toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van een verbintenis (hierna ook: wanprestatie; artikel 6:74 BW) en jegens hen een onrechtmatige daad heeft gepleegd die hem kan worden toegerekend (artikel 6:162 BW).

5.3

Voorop staat dat [geïntimeerde] als vereffenaar niet is gehouden mee te werken aan verkoop en levering van het appartement aan een derde. Dat is alleen anders als hij zich jegens [X] , [appellante sub 2] of Bevago heeft verbonden daaraan wel mee te werken. Het hof zal hierna beoordelen of en in hoeverre een dergelijke verbintenis is ontstaan en in hoeverre [geïntimeerde] als vereffenaar onrechtmatig heeft gehandeld jegens [X] en Bevago c.s.

5.4

Bevago c.s. houdt [geïntimeerde] niet alleen als vereffenaar aansprakelijk, maar ook persoonlijk (in privé of ‘pro se’). Dat roept de vraag op in hoeverre [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld en persoonlijk aansprakelijk is voor de daardoor door [X] , [appellante sub 2] (nalatenschap [X] ) en Bevago geleden schade. Het hof ziet aanleiding als maatstaf voor deze vorm van aansprakelijkheid van een vereffenaar aansluiting te zoeken bij de zogeheten Maclou-norm voor een curator in een faillissement. De taken en bevoegdheden van de vereffenaar zijn op wezenlijke punten gelijk aan die van de curator in een faillissement. De curator in een faillissement heeft als taak...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT