Uitspraak Nº 200.216.119_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-09-24

ECLIECLI:NL:GHSHE:2019:3482
Date24 Septiembre 2019
Docket Number200.216.119_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.216.119/01

arrest van 24 september 2019

in de zaak van

[de bewindvoerder] i.h.h.v. bewindvoerder van [de rechthebbende],

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

hierna aan te duiden als de bewindvoerder,

advocaat: mr. E.P.B. Moors te Roermond,

tegen

Woningstichting Heemwonen,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als Heemwonen,

advocaat: mr. M. van den Oord te Utrecht,

als vervolg op het door het hof gewezen arrest van 15 augustus 2017 en de door de rolraadsheer van het hof gegeven rolbeslissing van 9 april 2019 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer 5492128\CV EXPL 16-9860 gewezen vonnis van 5 april 2017.

1 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het arrest van 15 augustus 2017 in het incident ex artikel 351 Rv;

  • -

    de memorie van antwoord;

  • -

    de akte van [de rechthebbende] met productie 7;

  • -

    de antwoordakte alsmede akte overleggen producties met producties 2 en 3 van Heemwonen;

  • -

    de rolbeslissing van 9 april 2019, waarbij het hof de zaak naar de rol heeft verwezen om [de rechthebbende] in staat te stellen de bewindvoerder in het geding op te roepen;

  • -

    de akte houdende uitlating in het appel van [de rechthebbende] met de mededeling dat de bewindvoerder het geding overneemt;

- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;

- het H12-formulier waarbij Heemwonen productie 4 heeft ingezonden, welke productie zij bij het pleidooi in het geding heeft gebracht.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

2 De verdere beoordeling
2.1.

Het hof gaat uit van de volgende feiten.

2.1.1.

Heemwonen is een huurovereenkomst met de moeder van [de rechthebbende] , mevrouw [de moeder van de rechthebbende] , aangegaan. De huurovereenkomst heeft betrekking op de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna te noemen: de woning). Blijkens het overgelegde huurcontract is de huurovereenkomst met ingang van 5 maart 2013 aangegaan voor onbepaalde tijd.

2.1.2.

Blijkens een gewaarmerkt afschrift uit de BRP van de gemeente Landgraaf is [de rechthebbende] sinds 13 december 2013 ingeschreven op het adres [adres] te [plaats] . [de rechthebbende] was niet medehuurder.

2.1.3.

Op 9 mei 2016 is mevrouw [de moeder van de rechthebbende] overleden.

2.1.4.

Bij brief van 20 juni 2016 heeft mevrouw [de woonmakelaar van Heemwonen] , woonmakelaar van Heemwonen, de erven mevrouw [de moeder van de rechthebbende] het volgende bericht:

“Op 20 juni 2016 hebben jullie de overlijdensakte ingeleverd van jullie moeder, mevrouw [de moeder van de rechthebbende] , die op 9 mei jl. is overleden.

Daarbij is het verzoek ingediend om de inwonende zoon, dhr. [de rechthebbende] , geb. [geboortedatum] 1970, de huurovereenkomst te laten voortzetten.

Naar aanleiding van dit verzoek heeft op 1 juli 2016 een gesprek met ondergetekende en enkele erfgenamen plaatsgevonden.

Hierbij is het volgende besproken:

De inwonende zoon krijgt slechts toestemming om maximaal tot 6 maanden na overlijdensdatum van moeder, dus t/m 9 november 2016, in de woning te mogen blijven wonen;

(…)

  • -

    Hij kan geen definitieve goedkeuring krijgen tot het huren van deze woning en op zijn naam de woning gaan huren omdat hij niet aan de nieuwe passendheidsregels conform de Woningwet voldoet;

  • -

    Hij zal zich zo snel mogelijk moeten inschrijven als woningzoekende en op zoek gaan naar passende woonruimte, hetgeen inhoudt dat hij bij een inkomen tot € 22100,00 alleen in aanmerking kan komen voor een woning met een netto huurprijs tot € 586,68 p/m;

  • -

    Als hij aan bovenstaande verplichtingen voldoet, zal HEEMwonen bemiddelen bij het vinden van passende woonruimte;

(…)”

2.1.5.

[de rechthebbende] woont nog steeds in de woning.

2.2.1.

[de rechthebbende] vorderde in eerste aanleg dat de kantonrechter bepaalt dat hij de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning voortzet onder dezelfde condities als deze golden voor wijlen mevrouw [de moeder van de rechthebbende] , onder veroordeling van Heemwonen in de kosten van de procedure.

2.2.2.

Aan deze vordering heeft [de rechthebbende] , samengevat, ten grondslag gelegd dat hij in de woning zijn hoofdverblijf had en met zijn moeder een duurzame gemeenschappelijke huishouding had. Hij voldoet aldus aan de vereisten voor voortzetting van de huur op grond van artikel 7:268 lid 2 BW. Hij stelt ook dat Heemwonen dit heeft erkend getuige voormelde brief van 20 juni 2016.

2.2.3.

Heemwonen heeft gemotiveerd verweer gevoerd en, voorwaardelijk (voor het geval de kantonrechter de vordering van [de rechthebbende] niet zal toewijzen), in reconventie gevorderd dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de huurovereenkomst tussen Heemwonen en mevrouw [de moeder van de rechthebbende] met betrekking tot de woning op 31 juli 2016 is geëindigd en [de rechthebbende] veroordeelt tot ontruiming van de woning, onder veroordeling van [de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT