Uitspraak Nº 200.217.469. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-01-08

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:145
Docket Number200.217.469
Date08 Enero 2019
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.217.469

(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, 5270496)

arrest van 8 januari 2019

in de zaak van

[Appellante] , handelend onder de naam: [Advocatenkantoor],

kantoor houdende te [Woonplaats] ,

appellante,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [Appellante] ,

advocaat: mr. [Appellante] ,

tegen:

[Geintimeerde] ,

wonende te [Woonplaats] ,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: eiser,

hierna: [Geintimeerde] ,

advocaat: mr. K.J. Coenen.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 22 augustus 2017 hier over. Daarin heeft het hof een comparitie van partijen na aanbrengen gelast.

1.2

Het verdere verloop blijkt uit:

- het rolbericht van 5 oktober 2017 waarbij [Appellante] producties voor de terechtzitting heeft ingestuurd;

- de beide rolberichten van 9 oktober 2017 waarbij [Geintimeerde] producties voor de terechtzitting heeft ingestuurd;

- een brief van [Appellante] van 11 oktober 2017 met producties;

- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 20 oktober 2017;

- de memorie van grieven met producties;

- de memorie van antwoord met producties.

1.3

Vervolgens heeft [Geintimeerde] arrest gevraagd, heeft [Appellante] de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2 De vaststaande feiten
2.1

[Appellante] heeft in maart 2009 aan Gerechtsdeurwaarder [Deurwaarderskantoor] B.V. (hierna: het deurwaarderskantoor) verzocht om over te gaan tot betekening en tenuitvoerlegging van een vonnis in een zaak tussen haar op basis van een toevoeging procederende cliënt als schuldeiser en diens ex-echtgenote als schuldenaar voor een hoofdsom van € 24.017,71.

2.2

Het deurwaarderskantoor heeft de ontvangst daarvan schriftelijk aan [Appellante] bevestigd en het verzoek tot tenuitvoerlegging van het vonnis uitgevoerd. Over een reeks van jaren is in totaal € 6.737,93 van de schuldenaar (onder andere uit de opbrengst van de verkoop van een auto) geïncasseerd en daarvan is € 5.000 tussentijds afgedragen. Bij einddeclaratie van 4 juni 2015 (productie 4 bij inleidende dagvaarding) heeft het deurwaarderskantoor het dossier gesloten, als reden daarvoor opgegeven: “Het maken van verdere kosten heeft geen zin nu betrokkene geen concreet verhaal biedt, welke situatie naar verwachting op middellange termijn niet zal wijzigen.” en aan [Appellante] wegens executiekosten van € 2.859,02 plus € 600,34 btw in rekening gebracht, zodat het deurwaarderskantoor nog aanspraak maakte op € 1.721,43.

2.3

Bij deze nieuwe feitenvaststelling is rekening gehouden met diverse grieven, zodat deze in zoverre geen bespreking meer behoeven.

3 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.1

Met een beroep op een bij dagvaarding van 14 juli 2016 meegedeelde cessie d.d. 11 juli 2016 heeft [Geintimeerde] – samengevat – veroordeling van [Appellante] gevorderd tot betaling van de hoofdsom van € 1.721,43, vermeerderd met € 258,21 voor buitengerechtelijke kosten, € 54,22 voor omzetbelasting daarover en € 222,05 voor rente tot 12 juli 2016, derhalve in totaal € 2.255,91, plus “de gevorderde rente, althans de wettelijke rente” over de hoofdsom vanaf 14 juli 2016 en de proceskosten.

3.2

Na een verlof aan [Geintimeerde] tot vrijwaring bij incidenteel vonnis van 29 november 2016 en na een conclusie van antwoord heeft de kantonrechter ingevolge een tussenvonnis van 17 januari 2017 een comparitie van partijen gehouden en vervolgens bij eindvonnis van 28 februari 2017 [Appellante] veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 2.255,91, vermeerderd met de wettelijke rente (kennelijk als bedoeld in artikel 6:119 BW) en de proceskosten.

3.3

Tegen die veroordeling in het eindvonnis komt [Appellante] op met een aantal grieven die hierna zullen worden besproken.

4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1

De opdracht tot tenuitvoerlegging is gegeven aan het deurwaarderskantoor. Volgens [Geintimeerde] heeft het deurwaarderskantoor zijn daaruit voortvloeiende vordering...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT