Uitspraak Nº 200.218.375/01. Gerechtshof Amsterdam, 2017-12-19
ECLI | ECLI:NL:GHAMS:2017:5458 |
Date | 19 Diciembre 2017 |
Docket Number | 200.218.375/01 |
Court | Gerechtshof Amsterdam (Nederland) |
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.218.375/01
zaaknummer rechtbank: C/13/623860/JE RK 17-156
beschikking van de meervoudige kamer van 19 december 2017 inzake:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.J. Gebuijs te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [X] (hierna te noemen: de vader);
- [A] (hierna te noemen: [kind a] ).
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen is overwogen en beslist in zijn tussenbeschikking van 31 oktober 2017. Bij deze beschikking heeft het hof het onderzoek heropent en een nadere mondelinge behandeling bepaald, onder aanhouding van iedere verdere beslissing.
De nadere mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 november 2017. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Gebuijs voornoemd;
- de GI, vertegenwoordigd door een vervangend gezinsmanager;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V. Aelbers; en
- de vader.
Ingevolge het bepaalde in artikel 260, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
Bij de bestreden beschikking van 28 maart 2017 is, voor zover thans van belang, op verzoek van de GI de ondertoezichtstelling van [kind a] met ingang van 14 april 2017 verlengd tot 14 april 2018.
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind a] alsnog af te wijzen. Zij is van mening dat de kinderrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [kind a] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [kind a] heeft volgens de moeder niets te maken gehad met huiselijk geweld tussen de ouders of met problemen tussen de moeder en de oma. Ook zijn er in de thuissituatie geen problemen met [kind a] . De problemen die er in het verleden waren, zagen op de relatieproblematiek van de ouders. Nu deze relatie is beëindigd, vallen dergelijke problemen niet meer te verwachten. Voorts heeft de moeder aangevoerd dat zij het belang onderkent van contact tussen de vader en [kind a] en dat zij probeert dit te realiseren. Zo is recentelijk op haar verzoek door de rechtbank een omgangsregeling tussen de vader en [kind a] bepaald, maar ook buiten deze regeling ziet [kind a] de vader met grote regelmaat. Verder staat...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT