Uitspraak Nº 200.219.577_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2017-12-07

ECLIECLI:NL:GHSHE:2017:5390
Docket Number200.219.577_01
Date07 Diciembre 2017
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

Uitspraak: 7 december 2017

Zaaknummer: 200.219.577/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/01/3172841 EX RK 17-23

in de zaak in hoger beroep van:

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna te noemen: [appellant] ,

advocaat: mr. C.J. Driessen te Breda,

tegen

[de bank] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

hierna te noemen: [de bank] ,

advocaat: mr. T.J.P. Jager te Amsterdam.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats

‘s-Hertogenbosch, van 13 april 2017.

2 Het geding in hoger beroep
2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 juli 2017, heeft [appellant] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en primair het verzoek om verwijdering van de registratie van [appellant] in het IVR, EVR en SFH alsnog toe te wijzen, subsidiair het verzoek om de IVR-, EVR- en SFH-registratie aanzienlijk te verkorten, althans in ieder geval om te zetten naar uitsluitend een IVR-registratie, alsnog toe te wijzen, met veroordeling van [de bank] in de kosten van beide procedures.

2.2.

Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 september 2017, heeft [de bank] verzocht om de verzoeken van [appellant] tot het (doen/laten) verwijderen van de IVR, EVR/ SFH registratie(s) af te wijzen en voornoemde beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in beide instanties.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- [appellant] , bijgestaan door mr. Driessen;

- de heer [fraude-onderzoeker bij de bank] , fraude-onderzoeker bij [de bank] , bijgestaan door mr. Jager.

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

  • -

    het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 21 februari 2017 (althans dit begrijpt het hof uit de stukken en uit hetgeen is aangevoerd; op het proces-verbaal staat ten onrechte als datum 13 april 2017 vermeld);

  • -

    het formulier met bijlage d.d. 11 oktober 2017 van mr. Driessen;

  • -

    de ter zitting van dit hof overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen van mr. Jager.

3 De beoordeling
3.1.

Het gaat in deze zaak om het volgende.

- In 2013 heeft [appellant] aan [de bank] gevraagd om in het kader van een door [de bank] verstrekte hypothecaire geldlening in de plaats te mogen treden van de voormalige echtgenoot van mevrouw [betrokkene] , tevens hoofdelijk schuldenaar betreffende genoemde lening, en derhalve aan haar hypothecaire geldlening als hoofdelijk schuldenaar te worden toegevoegd. Daarvoor diende [appellant] verschillende documenten aan [de bank] over te leggen, waaronder een werkgeversverklaring.

- Tijdens een gesprek op 13 juni 2014 is door [de bank] -hypotheekadviseur [de bank hypotheekadviseur] in ieder geval aangegeven dat [appellant] een nieuwe werkgeversverklaring moest indienen. Vervolgens is door of namens [appellant] in juni 2014 een verklaring aan [de bank] toegezonden (hierna ook de werkgeversverklaring).

- Op 16 september 2014 heeft [de bank] aan [appellant] schriftelijk medegedeeld dat [de bank] uit onderzoek heeft afgeleid dat de door [appellant] afgegeven werkgeversverklaring onjuist is en niet op waarheid berust - [appellant] heeft een werkgeversverklaring d.d. 16 juni 2014 overgelegd van een werkgever waar hij op dat moment niet meer in dienst was- en dat [de bank] zich op vervolgstappen zou beraden.

- Op 18 september 2014 heeft [de bank] aan [appellant] schriftelijk medegedeeld dat [de bank] op van [appellant] betrekking hebbende gegevens heeft opgenomen in het Interne Verwijzingsregister (IVR), het Externe Verwijzingsregister (EVR) en het register van de Stichting Fraudebestrijding Hypotheken (SFH).

- Op 28 juli 2015 heeft [de bank] aangifte gedaan van, aldus [de bank] , door [appellant] gepleegde valsheid in geschrifte, het niet naar waarheid verstrekken van gegevens en oplichting.

- Op 11 september 2015 is [appellant] door de politie verhoord, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.

- Bij brief van 11 juni 2016 is [appellant] door de officier van justitie opgeroepen ter verhoor, omdat de officier van justitie voornemend is een strafbeschikking (wegens gebruik van een vals/vervalst geschrift d.d. 16 juni 2014) aan hem uit te vaardigen.

- De voormalige gemachtigde van [appellant] heeft bij brief van 13 juni 2016 met een beroep op artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) [de bank] verzocht informatie over te leggen.

- Bij brief van 19 oktober 2016 heeft de officier van justitie aan [appellant] medegedeeld te hebben besloten [appellant] niet meer te vervolgen en de aan hem opgelegde strafbeschikking...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT