Uitspraak Nº 200.224.865/01. Gerechtshof Amsterdam, 2019-07-23

ECLIECLI:NL:GHAMS:2019:2673
Docket Number200.224.865/01
Date23 Julio 2019
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.224.865/01

zaaknummer rechtbank Amsterdam : CV 16-3665

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 juli 2019

inzake

1 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID,

gevestigd te Amsterdam,

2. STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS BOUW & INFRA,

gevestigd te Harderwijk,

3. STICHTING SCHOLINGSFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID,

gevestigd te Harderwijk,

4. STICHTING AANVULLINGSFONDS BOUW & INFRA,

gevestigd te Harderwijk,

appellanten in principaal appel, tevens geïntimeerden in incidenteel appel,

advocaat: prof. dr. E. Lutjens te Amsterdam,

tegen

ASBESTZORG HOLLAND B.V.,

gevestigd te De Lier (gemeente Westland),

geïntimeerde in principaal appel, tevens appellante in incidenteel appel,

advocaat: mr. P.W.M. Huisman te Bussum.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Bpf Bouw, O&O-fonds, Scholingsfonds en Aanvullingsfonds (gezamenlijk: de Fondsen) en Asbestzorg Holland genoemd.

De Fondsen zijn bij dagvaarding van 7 september 2017 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, (hierna: de kantonrechter), van 29 maart 2016, 13 december 2016 en 13 juni 2017, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Asbestzorg Holland als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en de Fondsen als gedaagden in conventie, tevens eiseressen in reconventie.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis, met producties;

- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, met producties;

- memorie van antwoord in incidenteel appel.

Partijen hebben de zaak ter zitting van 10 mei 2019 doen bepleiten, de Fondsen door

mr. Lutjens voornoemd en door mr. B. Degelink, advocaat te Amsterdam, en Asbestzorg Holland door mr. Huisman voornoemd en mr. I. Morrema, advocaat te Bussum, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Beide partijen hebben nog producties in het geding gebracht. Ten slotte is arrest gevraagd.

De Fondsen hebben in principaal appel geconcludeerd na wijziging van eis dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad:

1. zal verklaren voor recht dat Asbestzorg Holland vanaf 1 januari 2014 (subsidiair vanaf

15 juli 2016) valt onder de verplichtstelling van Bpf Bouw, vanaf 1 januari 2014 (subsidiair vanaf 15 juli 2016) gebonden is aan de statuten, reglementen en de daarop gebaseerde besluiten van het bestuur van Bpf Bouw en vanaf 1 januari 2014 (subsidiair vanaf 15 juli 2016) premie moet betalen aan Bpf Bouw conform de bepalingen van het uitvoeringsreglement van Bpf Bouw;

2. zal verklaren voor recht dat Asbestzorg Holland vanaf 1 januari 2014 (subsidiair vanaf

1 januari 2016) gebonden is aan de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de cao Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid (hierna: cao BTER) en vanaf 1 januari 2014 (subsidiair vanaf 1 januari 2016) premie moet betalen aan het O&O-fonds en het Aanvullingsfonds conform de bepalingen van deze cao;

3. zal verklaren voor recht dat Asbestzorg Holland vanaf 1 januari 2014 (subsidiair vanaf

8 april 2016, meer subsidiair vanaf 21 juni 2014) gebonden is aan de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de cao bouwnijverheid en cao bouw & infra en deze moet toepassen jegens haar (voormalige) werknemers;

4. Asbestzorg Holland zal veroordelen tot betaling van € 801.227,47 aan Bpf Bouw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de verschuldigde premie twee weken nadat de premie op grond van het uitvoeringsreglement van Bpf Bouw betaald had moeten zijn tot de dag der algehele voldoening;

5. Asbestzorg Holland zal veroordelen tot betaling van € 114.022,82 aan het O&O-fonds, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde premie twee weken nadat de premie op grond van de cao BTER betaald had moeten zijn tot de dag der algehele voldoening;

6. Asbestzorg Holland zal veroordelen tot betaling van € 55.584,39 aan het Aanvullingsfonds, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde premie twee weken nadat de premie op grond van de cao BTER betaald had moeten zijn tot de dag der algehele voldoening;

7. zal verklaren voor recht dat, indien uit de gegevens genoemd in de hierna te noemen vorderingen onder 8 en 9 blijkt dat de door Asbestzorg Holland verschuldigde premie over de periode van 1 januari 2014 tot 1 januari 2018 hoger is dan het in vordering 4, 5 en/of 6 genoemde bedrag, Asbestzorg Holland dan verplicht is dat hogere bedrag te betalen aan Bpf Bouw, het O&O-fonds respectievelijk het Aanvullingsfonds;

8. Asbestzorg Holland zal veroordelen om binnen 14 dagen na de datum van betekening van het te wijzen arrest elektronisch de loon- en premiegegevens te verstrekken aan Bpf Bouw, het O&O-fonds en het Aanvullingsfonds, op de wijze als omschreven op http://www.administratienet.nl, omtrent de (gewezen) werknemers die tussen 1 januari 2014 en de datum van het te wijzen arrest bij Asbestzorg Holland in dienst zijn (geweest), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Asbestzorg Holland geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met een of meer van deze verplichtingen, met een maximum van € 1.000.000,-;

9. Asbestzorg Holland zal verplichten om uiterlijk 42 dagen na de datum van betekening van het te wijzen arrest aan Bpf Bouw, het O&O-fonds en het Aanvullingsfonds te verstrekken een controleverklaring van een registeraccountant waarin de registeraccountant een goedkeurend oordeel uitspreekt over de juistheid en volledigheid van de loon- en premiegegevens die Asbestzorg Holland heeft verstrekt, waaronder mede begrepen de loon- en premiegegevens die op grond van het onder 8 gevorderde zijn verstrekt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Asbestzorg Holland geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met een of meer van deze verplichtingen, met een maximum van € 1.000.000,-;

10. Asbestzorg Holland zal veroordelen tot betaling van € 120.184,12 aan Bpf Bouw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2016 tot de dag der algehele voldoening;

11. Asbestzorg Holland zal veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van het O&O-fonds conform het rapport BGK-integraal 2013, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2016 tot de dag der algehele voldoening;

12. Asbestzorg Holland zal veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van het Aanvullingsfonds conform het rapport BGK-integraal 2013, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2016 tot de dag der algehele voldoening;

een en ander met veroordeling van Asbestzorg Holland in de kosten van de procedure in beide instanties, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen nadat Asbestzorg Holland is aangeschreven tot betaling van deze kosten. De Fondsen hebben in (voorwaardelijk) incidenteel appel geconcludeerd dat het hof de vordering van Asbestzorg Holland zal afwijzen, met veroordeling van Asbestzorg Holland in de proceskosten.

Asbestzorg Holland heeft in principaal appel geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van de Fondsen, met veroordeling van de Fondsen in de kosten van (naar het hof begrijpt) het geding in hoger beroep. Asbestzorg Holland heeft in (voorwaardelijk) incidenteel appel gevorderd dat het hof het tussenvonnis van 13 december 2016 (naar het hof begrijpt: gedeeltelijk) zal vernietigen en zal verklaren voor recht dat de activiteiten in dat vonnis vermeld in de alinea’s 17, 19, 21, 32, 34, 36, 42 en 45 activiteiten zijn die niet vallen onder de regelingen in de bouw, met veroordeling van de Fondsen in de kosten op het incident gevallen.

Asbestzorg Holland heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2 Feiten

De kantonrechter heeft in het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 13 december 2016 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

2.1

Asbestzorg Holland is opgericht in 1985 en houdt zich bezig met asbestverwijdering.

2.2

Bpf Bouw is een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000).

2.3

De Fondsen zijn belast met de uitvoering en naleving van de cao bouwnijverheid, thans de cao bouw & infra (hierna: de cao bouw), de cao BTER en het besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (hierna: het verplichtstellingsbesluit). De uitvoering van de hieruit voortvloeiende verplichtingen tot premieheffing is uitbesteed aan Algemene Pensioen Groep N.V. (hierna: APG), voorheen Cordares Diensten B.V. De cao BTER bevat regelingen ter zake het O&O-fonds, het Scholingsfonds en het Aanvullingsfonds op grond waarvan werkgevers, die onder deze regelingen vallen, gehouden zijn tot premiebetaling aan deze fondsen.

2.4

Artikel 1A lid 2a, aanhef en sub 17 van het verplichtstellingsbesluit zoals dat gold sinds 2005 tot 15 juli 2016 luidt, voor zover hier van belang, als volgt: “(…) ondernemingen, waarvan het bedrijf gericht is op productie voor derden op het gebied van (…) asbestverwijdering aan of op bouwwerken, met uitzondering van asbestverwijdering als voorbehandeling ten behoeve van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT