Uitspraak Nº 200.225.780-01. Gerechtshof Den Haag, 2018-10-16

ECLIECLI:NL:GHDHA:2018:2639
Date16 Octubre 2018
Docket Number200.225.780-01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer: 200.225.780/01

arrest van 16 oktober 2018

inzake

BPD ASR Vastgoedontwikkeling v.o.f.,

gevestigd te Amersfoort,

eiseres,

hierna te noemen: ASR,

advocaat: mr. R.P.M. de Laat,

tegen

1 [geïntimeerde 1],

2. [geïntimeerde 2],

3. Jacob Arnoldus [geïntimeerde 3],

allen wonende te Utrecht,

gedaagden, tevens incidenteel verzoekers op de voet van artikel 1065a Rv.,

hierna, als gedaagden niet apart vermeld worden, ook te noemen: [geïntimeerden] en [geïntimeerde 3],

advocaat: mr. H. de Groen.

1 Het verloop van het geding

Voor het procesverloop tot 13 september 2017 verwijst het hof naar het tussen partijen gewezen incidenteel vonnis van 13 september 2017 van de rechtbank Den Haag. Bij dat vonnis heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard en de zaak ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar dit hof. Bij exploot van 6 oktober 2017 heeft ASR [geïntimeerden] en [geïntimeerde 3] opgeroepen te verschijnen voor dit hof teneinde het geding te hervatten in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de verwijzing. Daarna zijn nog de volgende stukken gewisseld:

- conclusie van antwoord tevens houdende verzoek tot remission ex artikel 1065a Rv. van 12 december 2017;

- conclusie van repliek van 23 januari 2018;

- conclusie van dupliek van 6 maart 2018, met een productie.

Vervolgens is door ASR gefourneerd en arrest gevraagd.

2 De achtergrond van de zaak
2.1

In 2000 zijn [geïntimeerden] en [geïntimeerde 3] met een rechtsvoorganger van ASR koop-/aannemingsovereenkomsten aangegaan met betrekking tot – onder meer – de bouw van twee woningen gelegen in Leidsche Rijn. Voor zover nu nog relevant hebben [geïntimeerden] en [geïntimeerde 3] ASR aansprakelijk gesteld wegens gebreken aan de voor- en achterpuien van hun woningen en hun klachten voorgelegd aan de Geschillencommissie Garantiewoningen (hierna: de Geschillencommissie).

2.2

De Geschillencommissie heeft de klachten van [geïntimeerden] en [geïntimeerde 3] ongegrond verklaard bij arbitrale vonnissen van 13 mei 2014. Deze arbitrale vonnissen zijn vernietigd door de - op grond van het destijds geldende recht bevoegde - rechtbank Den Haag bij vonnis van 8 april 2015. Het tegen dit vonnis door ASR ingestelde hoger beroep is ter gelegenheid van de comparitie na aanbrengen bij dit hof op 12 mei 2016 ingetrokken. Bij die gelegenheid zijn partijen overeengekomen dat de zaak opnieuw door middel van arbitrage door de geschillencommissie beslist moest worden. Bij vragenformulier van 28 juli respectievelijk 8 augustus 2016 met daaraan gehechte memorie van eis hebben Borst en [geïntimeerde 3] opnieuw hun zaken bij de geschillencommissie aanhangig gemaakt en (vervangende) schadevergoeding gevorderd.

2.3

De geschillencommissie heeft bij arbitrale vonnissen van 31 januari 2017 ASR veroordeeld tot het uitvoeren van herstelwerkzaamheden aan de voor- en achterpuien van de woningen van [geïntimeerden] en [geïntimeerde 3] op basis van het deskundigenrapport dat in de eerdere arbitrageprocedures tussen partijen in 2014 was uitgebracht. De overige vorderingen van [geïntimeerden] en [geïntimeerde 3] zijn afgewezen.

3 Beoordeling van de zaak
3.1

In deze zaak vordert ASR vernietiging van de tussen [geïntimeerden] respectievelijk [geïntimeerde 3] enerzijds en ASR anderzijds gewezen arbitrale vonnissen van de Geschillencommissie van 31 januari 2017 met als kenmerk 10463, respectievelijk 10465. De arbitrale vonnissen zijn – voor zover hier van belang – inhoudelijk identiek.

3.2

[geïntimeerden] en [geïntimeerde 3] verzoeken incidenteel, op de voet van artikel 1065a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), schorsing van de respectievelijke vernietigingsprocedures en terugwijzing naar de Geschillencommissie met inachtneming van de door hen aangedragen grond voor (gedeeltelijke) vernietiging van de arbitrale vonnissen.

3.3

De gronden voor vernietiging van een arbitraal vonnis zijn limitatief opgesomd in artikel 1065 Rv. De rechter dient (in beginsel) terughoudend te zijn bij zijn beoordeling of er een grond tot vernietiging bestaat en is niet de bevoegd om een arbitraal vonnis inhoudelijk te toetsen.

3.4

ASR beroept zich op de vernietigingsgrond genoemd in artikel 1065 Rv. lid 1 sub c, inhoudende dat vernietiging van een arbitraal vonnis mogelijk is als het scheidsgerecht (i.c. de Geschillencommissie) zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden. Daartoe voert ASR aan dat de Geschillencommissie herstelwerkzaamheden heeft bevolen terwijl Borst c.s en [geïntimeerde 3] vervangende schadevergoeding hebben gevorderd.

3.5

[geïntimeerden] en [geïntimeerde 3] hebben de stelling betrokken dat de geschillencommissie zich wel aan haar opdracht heeft gehouden maar ten onrechte herstel heeft bevolen in plaats van de gevorderde schadevergoeding toe te wijzen. Zij verzoeken het hof om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 1065a Rv. en de vernietigingsprocedure te schorsen teneinde de geschillencommissie in de gelegenheid te stellen het geding te heropenen en deze grond voor (gedeeltelijke) vernietiging...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT