Uitspraak Nº 200.225.830/01. Gerechtshof Amsterdam, 2019-01-15

ECLIECLI:NL:GHAMS:2019:77
Docket Number200.225.830/01
Date15 Enero 2019
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.225.830/01

zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/634261 / KG ZA 17-953

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 januari 2019

inzake

1 PARCELATORIA DE GONZALO CHACÓN S.A.,

gevestigd te Madrid, Spanje,

2. COMPAÑÍA TOWN S.XX, S.L.,

gevestigd te Madrid, Spanje,

3. PGC NEW YORK 1 LLC,

gevestigd te New York, Verenigde Staten van Amerika,

appellanten,

advocaat: mr. S.N.J. Putter te Rotterdam,

tegen

PROPERTIZE B.V.,

gevestigd te Utrecht,

geïntimeerde,

advocaat: mr. R.D. Vriesendorp te Amsterdam.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna PGC, CTS, PGC NY en Propertize genoemd.

PGC, CTS en PGC NY worden gezamenlijk ook PGC c.s. genoemd.

Bij dagvaarding van 29 september 2017 zijn PGC c.s. in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 4 september 2017, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Propertize als eiseres en PGC c.s. als gedaagden.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met producties;

- memorie van antwoord, met producties.

Partijen hebben de zaak ter zitting van 27 november 2018 doen bepleiten, PGC c.s. door mr. Putter voornoemd en door mr. R.M.T. van den Bosch, advocaat te Rotterdam, en Propertize door mr. Vriesendorp voornoemd en door mrs. A.D. Josephus Jitta en F.J.L. Kaptein, advocaten te Amsterdam. Aan beide zijden is gepleit aan de hand van pleitnotities. Exemplaren daarvan zijn overgelegd. Beide partijen hebben nog producties in het geding gebracht.

Ten slotte is arrest gevraagd.

PGC c.s. heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en

– uitvoerbaar bij voorraad – zal bepalen dat de in de procedure bedoelde beslagen herleven, met veroordeling van Propertize in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.

Propertize heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van PGC c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, met nakosten en rente.

Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2 Feiten

De voorzieningenrechter heeft onder 2.1 tot en met 2.10 van het bestreden vonnis de feiten vermeld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover deze feiten in hoger beroep niet in geschil zijn, dienen zij ook het hof tot uitgangspunt. Samengevat en aangevuld komen de feiten op het volgende neer.

2.1

PGC c.s. houden zich bezig met vastgoedontwikkeling. Propertize houdt zich bezig met vastgoedfinanciering. Zij is indirect aandeelhouder van Procom Desarrollos Urbanos S.A. (hierna: Procom).

2.2

In 2003 zijn PGC en Procom een samenwerking aangegaan ten behoeve van de ontwikkeling van een winkelcentrum met skihal in Valencia, Spanje. Zij hebben daartoe een joint venture vennootschap opgericht, waarvan zij ieder voor 50% aandeelhouder waren.

2.3

Bij notariële akte van 20 juni 2005 heeft PGC haar aandelen in de joint venture aan Procom verkocht voor € 12.920.000,-. Daarbij is afgesproken dat de koopsom in drie (ongelijke) termijnen zou worden voldaan. De derde termijn bedroeg € 6.460.000,- en zou worden voldaan, kort gezegd, op de dag van opening van de skihal. Een dochtervennootschap van PGC bleef verbonden aan het project.

2.4

In 2007 is deze dochtervennootschap uit het project gestapt. Bij notariële akte van 7 maart 2007 (hierna: de wijzigingsakte) zijn de afspraken tussen PGC en Procom gewijzigd. Onder meer is bepaald dat de derde termijn, kort gezegd, uiterlijk op 15 juni 2011 zou worden voldaan. Bij de wijzigingsakte werd PGC vertegenwoordigd door [X] (hierna: [X] ) en Procom door [Y] (hierna: [Y] ).

2.5

In 2009 heeft Procom voor het eerst een civiele procedure tegen PGC ingesteld bij de rechtbank te Madrid. Na tweemaal niet-ontvankelijk te zijn verklaard, heeft zij dit in 2010 voor de derde keer gedaan (hierna: de vernietigingsprocedure). In die procedure vorderde zij de vernietiging van de wijzigingsakte, onder meer op de grond dat Procom niet bevoegd was vertegenwoordigd bij de totstandkoming van deze akte. Verder vorderde Procom, in afwachting van de gevorderde vernietiging, een bevel aan PGC om de wijzigingsakte in depot te geven, zodat die niet zou kunnen worden geëxecuteerd. De rechtbank heeft op 28 december 2010 dat bevel gegeven. In hoger beroep is op 17 januari 2012 de vordering ter zake van het bevel alsnog afgewezen. De vordering tot vernietiging van de wijzigingsakte heeft de rechtbank op 13 november 2013 afgewezen. In hoger beroep is deze uitspraak op 3 februari 2015 bekrachtigd. Het daartegen ingestelde cassatieberoep is op 12 juli 2017 verworpen.

2.6

In maart 2010 heeft PGC aanspraak gemaakt op vervroegde betaling van de derde termijn. In 2012 heeft PGC ter zake daarvan een civiele procedure tegen Procom ingesteld bij de rechtbank te Madrid (hierna: de incassoprocedure). Daarin vorderde zij, kort gezegd, dat de derde termijn zou worden betaald door executie van de wijzigingsakte door tussenkomst van de rechtbank. Een mogelijk verhaalsobject voor de incasso van de derde termijn was een vordering die Procom had op Bank of Ireland. Procom heeft een betaling van Bank of Ireland in dit verband hetzij zelf na ontvangst overgemaakt, hetzij rechtstreeks door Bank of Ireland laten overmaken naar een bankrekening van Propertize in Nederland. In de incassoprocedure heeft de rechtbank Procom bevolen het bedrag over te maken naar de bankrekening van de rechtbank. Aan dit bevel heeft Procom voldaan. Hieruit is in 2012 op last van de rechtbank de derde termijn aan PGC betaald.

2.7

In 2011 heeft Procom een strafklacht tegen [Y] en [X] ingediend op grond van de stelling dat zij strafbaar hebben gehandeld bij de totstandkoming van de wijzigingsakte. Deze strafklacht heeft tot vervolging geleid. In 2014 zijn [Y] en [X] vrijgesproken.

2.8

Op 7 mei 2015 hebben PGC en [X] een strafklacht ingediend tegen (de natuurlijke personen achter) de (middellijk) bestuurders van Procom, op grond van de stelling dat zij strafbaar hebben gehandeld bij de indiening van de strafklacht tegen [Y] en [X] in 2011. Later hebben PGC en [X] de Spaanse rechter verzocht de strafklacht uit te breiden tot [A] , voormalig restructuring manager bij Propertize, (hierna: [A] ) en tot Propertize als civiel aansprakelijke partij. Dit verzoek is in eerste aanleg toegewezen, maar op 23 januari 2017 heeft de Spaanse...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT