Uitspraak Nº 200.225.955_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-09-24

ECLIECLI:NL:GHSHE:2019:3484
Docket Number200.225.955_01
Date24 Septiembre 2019
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.225.955/01

arrest van 24 september 2019

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna aan te duiden als [appellant] ,

advocaat: mr. P.G.L. van Veghel te Asten,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. G.D. Bosman te Veldhoven,

als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 6 september 2018 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, tussen partijen gewezen vonnis van 5 juli 2017.

5 Het geding in hoger beroep
5.1.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de memorie van antwoord met producties;

  • -

    het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.

5.2.

Tijdens het pleidooi heeft mr. Van Veghel verzocht de producties 102-106 in het geding te mogen brengen, die op voorhand tijdig zijn toegezonden. Daartegen heeft

mr. Bosman bezwaar gemaakt. Het hof heeft dat bezwaar verworpen omdat de producties tijdig zijn ingediend en de producties 102-106 gelet op hun aard en omvang naar het oordeel van het hof geen beletsel vormen om daarvan binnen de beschikbare tijd kennis te nemen en daarop adequaat te reageren. Wat betreft de (omvangrijke) productie 102 heeft het hof daarbij opgemerkt dat (met inachtneming van de jurisprudentie van Hoge Raad ECLI:NL:HR:2008:BE7628) de inhoud van de productie alleen zal worden betrokken bij de beslissing voor zover er door [appellant] elders voldoende is gesteld.

5.3.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6 De beoordeling
6.1.

Het hof gaat uit van de volgende feiten.

a. [geïntimeerde] is getrouwd geweest met mevrouw [ex echtgenote] (hierna: [ex echtgenote] ). In 2009 zijn zij een echtscheidingsprocedure opgestart. [geïntimeerde] heeft zich bij zijn echtscheiding aanvankelijk laten bijstaan door mr. G.L. Brokking -Van Alphen (hierna: mr. Brokking).

b. [appellant] is voormalig advocaat. Tot 1 december 2015 exploiteerde hij een advocatenkantoor te [kantoorplaats] . Omstreeks september 2011 is de behandeling van de echtscheidingsprocedure van [geïntimeerde] door [appellant] overgenomen van mr. Brokking.

c. [geïntimeerde] heeft een op 8 januari 2012 gedateerde door [appellant] opgestelde verklaring ondertekend (productie 10 bij conclusie van antwoord) met onder meer de navolgende inhoud:

“(…) geeft aan de advocaat mr. ing. [appellant] (…) verklaart hierbij dat de gelden ter afwikkeling van de huwelijkse gemeenschap overeenkomstig de beschikking van de Rechtbank te ’s-Hertogenbosch van 26 november 2010 onder zaaknummer 206198/ FA RK 10-395, gewezen tussen [geïntimeerde] en mw. [ex echtgenote] , bevrijdend door mw. [ex echtgenote] kunnen worden overgemaakt op de kantoorrekening van de advocaat als voornoemd bij de Rabobank onder rekeningnummer [rekeningnummer 1] .(…)”.

d. Een brief van 18 januari 2012 van [appellant] gericht aan mr. Maas (productie 12 bij conclusie van antwoord) houdt onder meer het volgende in:

“In aansluiting op ons telefoongesprek van enkele weken geleden, vraag ik vriendelijk doch dringend om zo spoedig mogelijk actie te willen ondernemen inzake het passeren van de eigendom van de woning.

(…)

Verder is er conservatoir beslag gelegd door collega Brokking op de woning en wel op dat deel wat de eigendom is van [geïntimeerde] en tevens bij de notaris op de gelden die doorbetaald dienen te worden aan [geïntimeerde] .
Inmiddels heb ik een schriftelijke verklaring van mijn cliënt [geïntimeerde] dat de betaling van het huis van 47.000,- bevrijdend kan worden betaald op rekening van ondergetekende (…).

Indien uw cliënt dit per omgaande op deze rekening het bedrag van € 47.000,- overmaakt zal ik aan de notaris direct doorgeven dat de akte gepasseerd kan worden en dat er inmiddels voldaan is hetgeen is tussen partijen is overeengekomen. Zowel het beslag bij de notaris als op de woning kleeft dan niet meer en dient van rechtswege te worden doorgehaald.

Voornoemde stelling breng ik dan te berde in de lopende procedure tussen Brokking en [geïntimeerde] , alsdan heeft Brokking het nakijken zonder tussenkomst van uw cliënte.”

e. Op 8 februari 2012 is op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] van de Stichting Beheer Derdengelden van het voormalige advocatenkantoor van [appellant] een bedrag van € 44.953,00 overgemaakt door de vader van [ex echtgenote] .

f. Op 10 februari 2012 is voormeld bedrag van voormelde derdengeldenrekening van het voormalig kantoor van [appellant] overgemaakt naar de kantoorrekening van [appellant] met nummer [rekeningnummer 3] . Bij de betreffende overmaking staat vermeld “Akkoord [geïntimeerde] ”.

g. Een brief van 6 november 2012 van [appellant] aan de Deken (productie 40 bij memorie van grieven) houdt onder meer het volgende in:

“Mw. Brokking heeft beslag gelegd op de woning van mijn cliënt de heer [geïntimeerde] en eveneens onder de Notaris. (…) De beslaglegging heeft voor mw. Brokking tot doel zekerheid te verschaffen voor de openstaande facturen. (…) De Heer [geïntimeerde] heeft op advies van zijn zwager mij benaderd met het verzoek om hem bij te staan in de door mw. Brokking aangespannen procedure. (…) Mw. Brokking weigerde om aan mij het dossier over te dragen. (…)

Zoals aan u toegezegd zal ik zorgdragen dat er heden een bedrag wordt overmaken van groot € 15.905,83 op rekeningnummer (…).

Van u vernemende waarom verzocht, alsmede vertrouwende dat het overgemaakte bedrag van € 15.905,83, onder u blijft staan zolang er niet definitief is beslist.”

h. Op 27 maart 2013 heeft [ex echtgenote] een contante betaling van € 3.047,25 ten behoeve van [geïntimeerde] aan [appellant] verricht. Ten bewijze van de ontvangst hiervan heeft [appellant] een kwitantie aan [ex echtgenote] verstrekt.

i. Voormelde bedragen ad in totaal € 48.000,25 zijn niet door [appellant] aan [geïntimeerde] doorbetaald.

j. Bij brief van 20 april 2016 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [geïntimeerde] aan [appellant] verzocht tot terugbetaling van € 31.244,76 (productie 92 bij memorie van grieven). [appellant] heeft hier niet aan voldaan.

k. Bij brief van 8 augustus 2016 (productie 5 bij inleidende dagvaarding) heeft de advocaat mr. Bosman namens [geïntimeerde] informatie opgevraagd bij [appellant] aangaande het bedrag van € 48.000,25 dat door [appellant] voor [geïntimeerde] ontvangen is. In die brief bericht mr. Bosman aan [appellant] dat [geïntimeerde] nimmer toestemming aan [appellant] heeft verleend voor het verrekenen van eventuele vorderingen van [appellant] op [geïntimeerde] met voornoemde gelden. Voorts vraagt mr. Bosman aan [appellant] of de gelden nog op de derdengeldenrekening van zijn voormalig advocatenkantoor aanwezig zijn, in welk geval [appellant] om uitbetaling daarvan wordt gevraagd. Verder vraagt mr. Bosman in deze brief om informatie aangaande de bankrekening c.q. de (rechts-)personen aan wie de gelden (eventueel) zijn overgemaakt en stelt hij [appellant] in de gelegenheid de grondslag van eventuele overboekingen aan te voeren.

l. Bij brief van 9 september 2016 heeft [appellant] op voormelde brief gereageerd en meegedeeld altijd als een behoorlijk...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT