Uitspraak Nº 200.226.647. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-06-18

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:5105
Docket Number200.226.647
Date18 Junio 2019
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof: 200.226.647

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 418307)

arrest van 18 juni 2019

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

appellant in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde 1] ,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna ook: [appellant] ,

advocaat: aanvankelijk mr. A.M. Hoppenbrouwers, thans mr. dr. J.J.H. Post,

tegen:

1 [geïntimeerde 1] ,

wonende te [woonplaats 3] ,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellant in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: eiser,

hierna ook: [geïntimeerde 1] ,

advocaat: mr. M.G. Hees,

2. [geïntimeerde 2] , enig erfgenaam en aldus opvolger onder algemene titel van

[persoon] (hierna ook: [persoon] ),

wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde 1] ,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna ook: [geïntimeerde 2] ,

advocaat: mr. P.J. de Groen.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 12 december 2017 hier over.

1.2

Het verdere verloop blijkt uit:

- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 12 maart 2018;

- de memorie van grieven (met producties 1-9);

- de memorie van antwoord tevens inhoudende eis in incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde 1] (met producties 38-39);

- de memorie van antwoord van [geïntimeerde 2] ;

- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep van [appellant] ;

- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde 2] ;

- de akte in principaal en incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde 1] (met productie 40);

- de antwoordakte van [geïntimeerde 2] ;

- de antwoordakte van [appellant] .

1.3

Vervolgens hebben [appellant] en [geïntimeerde 1] de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2 De beoordeling van het geschil in hoger beroep
2.1

Dit geschil betreft de afwikkeling van de nalatenschap van de vader (hierna ook: erflater) van [geïntimeerde 1] , [appellant] en [persoon] . Hun moeder is op [datum overlijden 1] 2006 overleden. Erflater heeft bij notariële akte van 14 mei 2007 een algemene volmacht gegeven aan [appellant] om hem in alle opzichten te vertegenwoordigen. Erflater is in 2008 opgenomen op de gesloten afdeling van een verzorgingstehuis en in de zomer van 2009 verhuisd naar verpleeghuis [zorginstelling] te [woonplaats 5] .

2.2

Erflater is op [datum overlijden 2] 2013 overleden. Hij heeft in zijn testament van 14 mei 2007 voor het laatst over zijn nalatenschap beschikt en daarin zijn zoons [geïntimeerde 1] , [appellant] en [persoon] tot zijn enige erfgenamen benoemd en [appellant] tot executeur. Hij heeft aan [geïntimeerde 1] een legaat gemaakt van zijn vordering op hem per 1 september 2003 van € 82.905,54 dan wel het restant daarvan en de alsdan nog verschuldigde rente daarover (te verrekenen met zijn erfdeel). De zoons hebben allen de nalatenschap zuiver aanvaard; [appellant] heeft zijn benoeming tot executeur aanvaard. [persoon] is op [datum overlijden 3] 2017 overleden met achterlating van [geïntimeerde 2] als zijn enige erfgenaam, zodat tot de nalatenschap van erflater thans zijn gerechtigd [appellant] , [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] , ieder voor het een/derde onverdeeld aandeel.

2.3

Op vordering van [geïntimeerde 1] heeft de rechtbank in haar vonnis van 12 juli 2017 dat is gewezen tussen [geïntimeerde 1] als eiser en [appellant] en [persoon] als gedaagden:

 voor recht verklaard dat [appellant] bedragen van

€ 150.710,01,

€ 28.876,50 en

€ 11.842,85

aan de nalatenschap moet vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening;

  • -

    bepaald dat [appellant] een bedrag van € 10.700,- aan de nalatenschap moet doen toekomen, te vermeerderen met de wettelijke rente;

  • -

    bepaald dat [appellant] zijn aandeel in het geld voor de brommobiel heeft verbeurd aan [geïntimeerde 1] en [persoon] ;

  • -

    partijen bevolen over te gaan tot verdeling van de nalatenschap van erflater met inachtneming van wat in het vonnis is overwogen en met benoeming van een notaris en onzijdige personen;

  • -

    de proceskosten gecompenseerd;

  • -

    het meer of anders gevorderde afgewezen.

2.4

[appellant] bestrijdt in het principaal hoger beroep het vonnis van de rechtbank van 12 juli 2017 (hierna: het bestreden vonnis) met drie grieven en vordert dat het hof dat vonnis vernietigt en partijen beveelt over te gaan tot verdeling van de nalatenschap van erflater ten overstaan van een notaris en met benoeming van onzijdige personen en voor recht zal verklaren dat:

  • -

    [geïntimeerde 1] een bedrag van € 55.400,- is verschuldigd aan de nalatenschap van erflater, vermeerderd met de contractuele rente daarover van 3% vanaf 1 januari 2005 tot aan de dag van voldoening;

  • -

    [appellant] de bedragen van € 150.710,01, € 28.876,50 en € 11.842,85, vermeerderd met rente, niet aan de nalatenschap dient te vergoeden;

  • -

    [appellant] op grond van de volmacht het bedrag van € 10.700,- niet aan de nalatenschap hoeft te doen toekomen en zijn aandeel in het geld van de brommobiel niet heeft verbeurd;

  • -

    met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de kosten van beide instanties.

[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] voeren verweer in het principaal hoger beroep.

2.5

[geïntimeerde 1] bestrijdt in het incidenteel hoger beroep met drie grieven het bestreden vonnis en vordert kort weergegeven dat het hof:

  • -

    de onderdelen 5.1 (deels), 5.3 en 5.7 van dat vonnis vernietigt;

  • -

    voor recht verklaard dat [appellant] € 163.686,01 (in plaats van € 150.710,01) vermeerderd met wettelijke rente aan de nalatenschap dient te vergoeden;

  • -

    de verdeling van de nalatenschap zal vaststellen of de wijze van verdeling van de nalatenschap zal gelasten, en

  • -

    zijn arrest uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren.

[appellant] voert verweer in het incidenteel hoger beroep. [geïntimeerde 2] refereert zich aan het oordeel van het hof.

2.6

De geldlening van [geïntimeerde 1] (grief 1 van [appellant] )

2.6.1

Erflater en zijn echtgenote hebben op 1 januari 1999 aan [geïntimeerde 1] en diens toenmalige echtgenote ( [echtgenoot van geïntimeerde] ; hierna ook: [echtgenoot van geïntimeerde] ) een bedrag van € 91.918,- geleend ten behoeve van de aankoop van onroerend goed. Zij hebben die lening vastgelegd in een onderhandse akte die is gedagtekend op 12 november 2004 en door hen is ondertekend. In die akte is vermeld: "1: het rentepercentage is 3% per jaar m.i.v. 1 januari 2005". [geïntimeerde 1] en [appellant] zijn het erover eens dat het restant van deze lening € 55.400,- is. Tussen [geïntimeerde 1] en [appellant] is in geschil in hoeverre [geïntimeerde 1] over de schuld uit geldlening rente moet betalen.

2.6.2

[geïntimeerde 1] stelt daarover het volgende. Erflater heeft met [geïntimeerde 1] en [echtgenoot van geïntimeerde] een aanvullende afspraak heeft gemaakt die inhoudt dat met ingang van 1 juni 2007 geen rente meer is verschuldigd. Erflater en zijn echtgenote hebben om het geld te kunnen uitlenen destijds zelf geld geleend en daarvoor een recht van hypotheek verleend op hun eigen woning. Die woning is vóór 2006 verkocht en de hypothecaire leningen zijn afgelost. Omdat erflater en zijn echtgenote zelf geen renteverplichtingen meer hadden, zijn zij met [geïntimeerde 1] en [echtgenoot van geïntimeerde] gaan praten en is nog tijdens leven van de echtgenote van erflater de afspraak gemaakt dat de renteverplichting voor [geïntimeerde 1] en [echtgenoot van geïntimeerde] is vervallen. Na het overlijden van de echtgenote van erflater is die afspraak op papier gezet door [echtgenoot van geïntimeerde] . Als bewijs van deze afspraak legt [geïntimeerde 1] twee stukken over (productie 26 en 27), die uit de administratie van erflater komen en hem door [appellant] zijn gegeven. Die stukken zijn hieronder weergegeven:

Productie 26 luidt als volgt (cursief is handgeschreven):

Voorthuizen 1/1 2008

Bijlage lening

Hierbij verklaart [erflater] , geboren [geboortedatum 1] 1928, hierna te noemen geldgever, dat er m.i.v. juni 2007 geen rente meer betaald hoeft te worden.

Tevens zullen de aflossingen niet meer maandelijks worden overgeboekt, maar alleen als dit mogelijk is.

Voor accoord:

[erflater] , geldgever ( [geboortedatum 1] 1928) [geïntimeerde 1] , geldnemer ( [geboortedatum 2] 1955)

(handtekening)

[echtgenoot van geïntimeerde] , geldnemer ( [geboortedatum 3] 1056)

(handtekening)

Productie 27 luidt als volgt (cursief is handgeschreven):

Gesprek tussen ma en [geïntimeerde 1] en pa zoon

waarbij besloten werd door hen

hen dat vanaf overlijden in 1906

geen rente meer betaald wordt

zal worden,

Bijlage lening

Hierbij verklaart [erflater] , geboren [geboortedatum 1] 1928, hierna te noemen geldgever, dat er m.i.v. juni 2007 geen rente meer betaald hoeft te worden.

Tevens zullen de aflossingen niet meer maandelijks worden overgeboekt, maar alleen als dit mogelijk is.

Voor accoord:

[erflater] , geldgever [geïntimeerde 1] , geldnemer

Geb. dt: [geboortedatum 1] 1928 Geb. dt: [geboortedatum 2] 1955 (handtekening)

Dit geldt voor alle nabestaanden

van ons gezin (onleesbaar)

over de maandelijkse [echtgenoot van geïntimeerde] , geldnemer

lening Geb. dt: [geboortedatum 3] 1956

(handtekening) (handtekening)”

Dit zal (onleesbaar)

vanaf

Erflater heeft stuk 27 in het bijzijn van [geïntimeerde 1] en [echtgenoot van geïntimeerde]...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT