Uitspraak Nº 200.227.971. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-06-18

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:5109
Date18 Junio 2019
Docket Number200.227.971
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.227.971/01

(zaak-/rolnummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht C/16/404395 / HA ZA 15-932)

arrest van 18 juni 2019

in de zaak van

[appellant] ,

en

[appellant] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,

appellanten,

in eerste aanleg: eisers,

hierna: [appellanten] ,

advocaat: mr. N.A. Berenschot,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

en

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagden,

hierna: [geïntimeerden] ,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 1 juni 2016 en 19 april 2017 die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van 14 juli 2017;

- de memorie van grieven met een productie;

- de memorie van antwoord.

2.2

Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3 De vaststaande feiten
3.1

Het hof gaat uit van de volgende feiten:

3.1.1.

Op 9 december 2009 hebben [geïntimeerden] de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de woning) via de tussenkomst van een makelaar verkocht aan [appellanten] . De woning is geleverd op 29 januari 2010.

3.1.2.

In de koopovereenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:

“(...) 5.3 De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als:

Woonhuis (...)

5.4.1.

Aan verkoper is niet bekend of de onroerende zaak verontreiniging bevat die ten nadele strekt van het in lid 3 omschreven gebruik of die heeft geleid of zou kunnen leiden tot een verplichting tot schoning van de onroerende zaak, dan wel het nemen van andere maatregelen.”

[geïntimeerden] hebben op een vragenlijst ingevuld dat hen geen verontreiniging bekend is.

3.1.3.

Op het buurperceel [adres 2] is sprake geweest van een bodemverontreiniging door een ondergrondse huisbrandolietank. Die bodemverontreiniging is onderzocht via een oriënterend bodemonderzoek in 1993 en een nader bodemonderzoek in 2003. Uit dit laatste onderzoek is gebleken dat er op het buurperceel sprake is van een bodemverontreiniging met een omvang van circa 165 m3.

3.1.4.

[appellanten] hebben de in geding zijnde woning in 2007 gekocht. In maart van dat jaar is door [bodemonderzoeker] in opdracht van de gemeente een nader bodemonderzoek gedaan naar de bodemverontreiniging op [adres 1] . De conclusie van dat rapport is dat uit metingen in nieuwe peilbuizen blijkt van lichte verontreinigingen van grond en grondwater met naftaleen en minerale olie, terwijl een oude peilbuis een sterke verontreiniging van het grondwater met minerale olie laat zien. Geschat wordt dat maximaal 10m3 bodemvolume sterk is verontreinigd met minerale olie.

3.1.5.

[geïntimeerden] waren bij de koop in 2007 bekend met de verontreiniging. In de koopovereenkomst met hun rechtsvoorganger was in dit verband opgenomen:

“Het is middels de vermelding in de verkoopbrochure aan koper bekend dat jaren geleden tijdens de verwijdering van de ondergrondse huisbrandolietank in de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT