Uitspraak Nº 200.227.882/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-12-24

CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
ECLIECLI:NL:GHARL:2019:11117
Docket Number200.227.882/01
Date24 Diciembre 2019

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.227.882/01

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/406771)

arrest van 24 december 2019

in de zaak van

1 Spinnin Records B.V.,

gevestigd te Hilversum,

hierna: Spinnin,

2. MusicAllStars Management B.V.,

gevestigd te Hilversum,

hierna: MAS,

appellanten in het principaal hoger beroep,

geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,

hierna gezamenlijk te noemen: Spinnin c.s.,

advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker, kantoorhoudend te Houten,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [A] ,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellant in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,

hierna: [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. O. Düzgün, kantoorhoudend te Amsterdam.

1 De procedure bij de rechtbank

In de vonnissen van de Rechtbank Midden-Nederland van 8 maart 2017 en

20 september 2017 staat hoe de procedure bij de rechtbank is verlopen.

2 De procedure bij het gerechtshof
2.1

Het gerechtshof (hierna: het hof) heeft de volgende stukken van partijen ontvangen:

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep van Spinnin c.s. van 15 november 2017,

  • -

    het exploot van anticipatie van [geïntimeerde] van 15 november 2017,

  • -

    de memorie van grieven met eiswijziging met producties 85 - 99 van Spinnin c.s.,

  • -

    de memorie van antwoord in het principaal hoger beroep en de memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep met eiswijziging en de vordering tot inzage op de voet van 843a Rv met producties 134 - 194 van [geïntimeerde] ,

  • -

    de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep en het antwoord van Spinnin c.s. op de eiswijziging en de inzagevordering van [geïntimeerde] ,

  • -

    een akte wijziging van de inzagevordering van 26 april 2019 met producties A - C van [geïntimeerde] ,

  • -

    een brief van de advocaat van [geïntimeerde] van 26 april 2019 met aanvullende producties 194 -202,

  • -

    een akte met producties 100 - 135 van Spinnin c.s.,

  • -

    het schriftelijke bezwaar daartegen van de advocaat van [geïntimeerde] , en

  • -

    de antwoordakte van Spinnin c.s. op de eiswijziging van 26 april 2019, die bij het hof is binnengekomen op de ochtend van de zitting.

2.2

Het hof heeft de zaak behandeld tijdens zijn zitting op 13 mei 2019. Tijdens de zitting hebben de advocaten van [geïntimeerde] en Spinnen c.s. de zaak toegelicht. Zij hebben daarbij aantekeningen gebruikt. Van wat er op de zitting is gebeurd en is besproken is een verslag (proces-verbaal) gemaakt.

2.3

Het hof heeft partijen tijdens de zitting meegedeeld dat de producties 100, 103, 104, 106, 109 en 110 van Spinnin c.s. worden geweigerd omdat de daarin opgenomen toelichting moet worden aangemerkt als een nieuw processtuk (verkapte conclusie). Het indienen daarvan is in deze fase van de procedure in strijd met de goede procesorde. Van productie 107 heeft het hof alleen de toelichting geweigerd en niet de daarin opgenomen
e-mailcorrespondentie. Het hof heeft daarnaast de antwoordakte van Spinnin c.s. op de eiswijziging geweigerd, omdat deze te laat is toegestuurd.

3 Waar het in hoger beroep over gaat
3.1

Waar het in deze zaak allereerst om gaat is of [geïntimeerde] de overeenkomsten met Spinnin c.s. op grond van dwaling terecht heeft vernietigd. Het hof zal deze vraag, anders dan de rechtbank, ontkennend beantwoorden. Hierna (onder 7) wordt uitgelegd hoe het hof tot dat oordeel is gekomen. Op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep zal het hof daarna onderzoeken of [geïntimeerde] de overeenkomsten met Spinnin en MAS op andere gronden heeft kunnen vernietigen, ontbinden of beëindigen. Daarbij zal het hof ingaan op wat partijen hierover bij de rechtbank hebben aangevoerd.

3.2

De tweede vraag die in hoger beroep moet worden beantwoord, is of [geïntimeerde] moet worden aangemerkt als de producent van fonogrammen als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de naburige rechten (Wnr). Het hof zal deze vraag net als de rechtbank bevestigend beantwoorden.

3.3

Omdat het antwoord op de eerste vraag en de beoordeling van de andere gronden

sterk verweven zijn met de feiten, zal het hof eerst (onder 4) de relevante feiten weergeven. Het hof zal onder 5 ingaan op wat partijen over en weer hebben gevorderd, op wat de rechtbank heeft beslist en op wat partijen in hoger beroep vorderen.

4 De feiten
4.1

De rechtbank heeft in het vonnis van 20 september 2017 onder (2.1 - 2.33) de feiten vastgesteld. Tegen deze vaststelling zijn door partijen geen bezwaren aangevoerd. Aangevuld met wat in hoger beroep is komen vast te staan, zijn die feiten, voor zover in hoger beroep van belang, als volgt.

4.2

[geïntimeerde] is onder de naam Martin Garrix een wereldberoemde deejay. De op 17 juni 2013 uitgebrachte track Animals zorgde voor zijn grote doorbraak. In 2016 is [geïntimeerde] door DJ MAG als nummer 1 deejay van de wereld gekozen.

4.3

Spinnin is een onderneming die zich sinds 1999 bezig houdt met het vermarkten van muziek van deejays. Spinnin is wereldwijd toonaangevend op het gebied van Electronic Dance Muziek (EDM).

4.4

MAS is in 2007 opgericht en houdt zich bezig met het boeken, managen, exploiteren en vermarkten van personen, diensten en rechten in de entertainmentbranche.

4.5

[B] en [C] zijn (indirect) eigenaren en (indirect) bestuurders van Spinnin en MAS. Spinnin en MAS zijn op hetzelfde kantooradres gevestigd. Rodeo Media B.V., de (sub)licentienemer van Spinnin, is ook op dat adres gevestigd. [B] en [C] zijn medeaandeelhouders van Rodea Media.

4.6

Op 21 mei 2012 heeft [geïntimeerde] , vertegenwoordigd door zijn vader (hierna: [de vader van geïntimeerde] ), voor de duur van drie jaar, ingaande op 1 juni 2012, een exclusieve auteursrechtovereenkomst met Universal Music Publishing gesloten (hierna: Universal).

4.7

Korte tijd daarna ontmoette [geïntimeerde] [C] . [geïntimeerde] , toen nog een beginnend artiest, wilde dat Spinnin zijn muziek zou uitbrengen.

4.8

Naar aanleiding van dit gesprek, heeft [B] op 20 juni 2012 aan [geïntimeerde] en [de vader van geïntimeerde] conceptovereenkomsten gestuurd voor productie en management. In de begeleidende e-mail staat het volgende te lezen:

"Zoals besproken met [D] en [C] treffen jullie bijgaand concept overeenkomsten voor de produkties en voor het door ons te voeren management. We zien jullie commentaar tegemoet. En, bel vooral als jullie een toelichting willen of uitleg wensen van bepaalde vaktermen".

4.9

Op 26 juni 2012 zijn de conceptovereenkomsten voor management en productie door [B] en [C] met [de vader van geïntimeerde] besproken. Tijdens dit gesprek heeft [de vader van geïntimeerde] aangegeven advies te willen inwinnen bij derden.

4.10

[geïntimeerde] is op 27 juni 2012 met [E] , een concurrent van MAS, gaan praten over de door Spinnin c.s. aangeboden overeenkomsten.

4.11

[de vader van geïntimeerde] heeft juridisch advies ingewonnen bij mr. Wilma Wagenaar, bedrijfsjuriste van Universal. In een e-mail van 3 juli 2012 bericht zij hem als volgt:

“Ik vraag mij eerlijk gezegd af waarom [geïntimeerde] nu, in de fase waar hij nu in zit, een management contract zou moeten sluiten. (…)

Voor het vervaardigen van opnamen kan hij een produktie/artiesten/licentie overeenkomst met Spinning afsluiten. Ook daar heeft het management contract geen toegevoegde waarde, sterker nog, dat lijkt mij eerder belangenverstrengeling. Je kan moeilijk verwachten dat het management namens [geïntimeerde] stevig met zichzelf gaat onderhandelen over de voorwaarden van de produktie/artiesten/licentie overeenkomst, en, ingevolge die overeenkomst, is er al sprake van begeleiding van zijn carrière als artiest/dj/producer.(…)

Als ik het goed lees dan verwacht Spinning dat [geïntimeerde] een klant en klare master aanlevert en ook hoesontwerpen e.d. Hij maakt de opnamen dus volledig voor eigen rekening en risico maar draagt wel alle rechten op die opnamen vervolgens over, zonder dat daar enige vergoeding tegenover staat (voorschot). [geïntimeerde] is dan in feite de fonogrammenproducent en niet Spinning, en hij heeft dus ook recht op dat deel van Sena. Ook is hij in deze overeenkomst zelf verantwoordelijk voor de contractuele afwikkeling m.b.t. andere medewerkenden aan de opnamen, sample clearances etc. (…)

In feite kan hij onder de voorgestelde voorwaarden beter een licentie overeenkomst sluiten. Dan draagt hij zijn volledige rechten niet over maar verleent hij voor een beperkte duur het exploitatierecht aan Spinning.”

4.12

[de vader van geïntimeerde] heeft de conceptovereenkomsten ook aan entertainmentadvocaat mr. Rob van Dongen ter beoordeling voorgelegd.

4.13

De conceptovereenkomsten zijn door [B] naar aanleiding van de opmerkingen van [de vader van geïntimeerde] op een aantal punten aangepast en op 9 juli 2012 aan [de vader van geïntimeerde] gemaild.

4.14

Op 11 juli 2012 heeft [geïntimeerde] het managementcontract getekend (hierna: de managementovereenkomst).

4.15

In de managementovereenkomst staat onder andere het volgende:

"nemen in overweging dat:

  • -

    het de doelstelling van partijen is om Artiest verder te ontwikkelen als uitvoerend artiest (onder andere auteur/artiest/producer, dj en presentator);

  • -

    het Management haar kennis en onderneming ter beschikking stelt om bovenstaande ontwikkeling als uitvoerend artiest te bewerkstelligen;

  • -

    de Artiest zich ter beschikking stelt voor alle werkzaamheden in de entertainmentsector die uit onderhavige overeenkomst zullen voortkomen;

  • -

    Artiest een productiecontract zal tekenen met Spinnin' Records BV en Universal;

  • -

    het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT