Uitspraak Nº 200.232.555/01. Gerechtshof Amsterdam, 2019-02-19

ECLIECLI:NL:GHAMS:2019:489
Date19 Febrero 2019
Docket Number200.232.555/01
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.232.555/01

zaaknummer rechtbank Amsterdam : CV 16-22433

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 februari 2019

inzake

[appellant] ,

wonend te [woonplaats] ,

appellant in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel,

advocaat: mr. H.G. Meulmeester te Amsterdam,

tegen

G4S SECURITY SERVICES B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

geïntimeerde in principaal appel, appellante in incidenteel appel,,

advocaat: mr. J.P.H. Zwemmer te Amsterdam.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en G4S genoemd.

[appellant] is bij dagvaarding van 25 januari 2018 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 8 augustus 2017 (tussenvonnis) en 31 oktober 2017 (eindvonnis), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en G4S als gedaagde.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met producties;

- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;

- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties.

Partijen hebben de zaak ter zitting van 7 november 2018 doen bepleiten, [appellant] door mr. Meulmeester, voornoemd en G4S door mr. Zwemmer, voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.

Ten slotte is arrest gevraagd.

[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - G4S alsnog zal veroordelen:

a. tot betaling van het achterstallig loon, inclusief vakantietoeslag en overige emolumenten over de periode 4 maart 2009 tot 1 januari 2014, zijnde een bedrag van € 47.946,07;

b. tot betaling van de maximale wettelijke verhoging van 50% groot € 23.973,03, wegens vertraging ex artikel 7:625 BW over het sub a gevorderde;

c. tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het onder a en b gevorderde te rekenen vanaf de dag dat betaling van het loon verschuldigd was, althans 21 april 2014, althans 6 mei 2014, althans 4 maart 2014, althans van af de dag der dagvaarding ad € 3.962,66 + PM;

d. tot verstrekking van deugdelijke bruto/netto loonspecificaties met betrekking tot de

loonbetaling over de sub a genoemde periode;

e. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten;

f. tot vergoeding aan [appellant] van het mis te lopen pensioen, althans de pensioenschade, waaronder de kosten ter vaststelling van deze schade, althans voor

recht zal verklaren dat G4S gehouden is het mis te lopen pensioen, althans de

pensioenschade, waaronder de kosten ter vaststelling van die schade, te vergoeden,

althans een zodanige maatregel te treffen die het hof geraden acht.

G4S heeft zich verweerd en heeft in principaal appel verzocht het bestreden eindvonnis te bekrachtigen en de vorderingen van [appellant] af te wijzen.

G4S heeft in incidenteel appel verzocht het oordeel van de kantonrechter in het bestreden tussenvonnis, inhoudend dat de Waadi van toepassing is op de door G4S bij DJI als detentietoezichthouder ingezette veiligheidsemployees in het kader van de door G4S aan DJI geleverde bewakings- en beveiligingsdienstverlening, en het oordeel van de kantonrechter in de bestreden vonnissen dat de werkzaamheden van door G4S bij DJI als detentietoezichthouder ingezette beveiligingsemployees niet kunnen worden gebracht onder de tekst van de omschrijving van de werkzaamheden van de functiegroep objectbeveiliger/receptionist als opgenomen in de cao PB, te corrigeren in een door het hof te wijzen arrest.

[appellant] heeft in het incidenteel appel verzocht het door G4S ter zake genoemde oordeel van de kantonrechter te bekrachtigen.

Beide partijen hebben verzocht de andere partij in de proceskosten in beide instanties te veroordelen, met nakosten.

2 Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden tussenvonnis de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

2.1

[appellant] is op 23 april 2007 bij G4S in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zijn functie is in het arbeidscontract, dat schriftelijk is vastgelegd, omschreven als Beveiligingsemployee. Het bruto uurloon bedroeg laatstelijk € 14,00 voor 38 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Particuliere Beveiligingsorganisaties van toepassing verklaard, thans CAO Particuliere Beveiliging (hierna ook: CAO PB) genaamd.

2.2

[appellant] is op basis van de arbeidsovereenkomst werkzaam geweest bij de Dienst Justitiële Inrichtingen/Directie Bijzondere Voorzieningen in de penitentiaire inrichting Alphen aan de Rijn, locatie Eikenlaan, en gedurende 2012/2013 in de penitentiaire inrichting in Rotterdam.

2.3

G4S is een organisatie welke deel uitmaakt van een wereldwijd opererend concern dat oplossingen biedt op het gebied van veiligheid en beveiliging. In Nederland houdt G4S zich onder andere bezig met beveiligingsadvies, geldtransporten, beveiliging van kantoren en detentietoezicht. De wereldwijde organisatie G4S valt uiteen in twee takken respectievelijk genaamd Secure Solutions en Cash Services. Eerstgenoemde tak voert beveiligingsactiviteiten uit welke zijn ondergebracht in diverse

Business Units of vennootschappen. G4S kent/kende drie Business Units, te weten Security Services, Patrol & Response Services en Care & Justice Services. De laatste Business Unit voert/voerde uitsluitend werkzaamheden uit voor het Departement van Justitie, meer in het bijzonder de Dienst Justitiële Inrichtingen (verder ook: DJI). Voor laatstgenoemde dienst werd gewerkt onder twee contracten.

2.4

Werknemers van G4S welke ter beschikking waren gesteld van de DJI waren werkzaam in de functie van Detentietoezichthouder, en in bijzondere functies waarvoor een extra opleiding noodzakelijk is zoals Portier, Medewerker op de afdeling Extra Zorg, en Wachtcommandant. Daarnaast was er de functie van Groepsleider; deze functie werd in een hogere schaal beloond. Verder waren er twee Operationeel Managers. Alle Detentietoezichthouders dienden op hun locatie de specifieke – locatieafhankelijke - werkinstructies en regels te volgen.

2.5

Het onder 2.3 genoemde contract waaronder [appellant] werkzaam was, was gesloten tussen de Staat der Nederlanden, Ministerie van Justitie, DJI en

G4S als een overeenkomst van opdracht inzake Beveiliging en Bewakingsdiensten. Blijkens artikel 2 lid 2 van de op 15 juni 2009 gesloten overeenkomst is G4S ervoor verantwoordelijk geweest dat vanaf de inwerkingsdatum van de voormelde overeenkomst gedurende de resterende duur daarvan per Detentiecentrum de vereiste inzet van Detentietoezichthouders plaatsvond overeenkomstig bijlage 3 (postenbezetting).

2.6

[appellant] is de gehele periode 2009-2014 bezoldigd op basis van Beveiliger D in schaal 6 van de cao PB.

2.7

Bij brief van 20 januari 2014 heeft G4S verzocht om een ontslagvergunning als bedoeld in het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (oud). In de brief is de functie van [appellant] omschreven als Detentietoezichthouder. (Beveiligingsbeambte). Opgemerkt is in de brief dat “deze aanvraag bezien diende te worden in samenhang met de ontslagaanvragen voor in totaal 342 werknemers die formeel in dienst waren van G4S Security Services en werkzaam waren bij de als zelfstandige bedrijfsvestiging aan te merken Business Unit G4S Care & Justice Services”. De enige klant van laatstgenoemde Business Unit was de DJI. De reorganisatie is in voormelde brief beargumenteerd door erop te wijzen dat G4S was geconfronteerd met een enorme, snelle en onverwachte reductie van de inzet van haar medewerkers. Een en ander hield verband met verregaande bezuinigingen op het Departement van Justitie in de periode 2013-2018. In het kader van deze reorganisatie heeft de DJI, blijkens de genoemde brief, het principe gehanteerd dat de werkzaamheden die door het personeel van G4S werden verricht, opengesteld moesten worden voor eigen personeel; inhuur werd tot een absoluut minimum beperkt. Dit had tot gevolg dat in het Detentiecentrum Alphen aan de Rijn geen ingehuurd personeel meer nodig was. In de brief is verder opgemerkt onder V betreffende de personele gevolgen van de reorganisatie/bedrijfsbeëindiging, dat er...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT