Uitspraak Nº 200.232.104_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2020-04-28

ECLIECLI:NL:GHSHE:2020:1434
Docket Number200.232.104_01
Date28 Abril 2020
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.232.104/01

arrest van 28 april 2020

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant in het principaal appel,

geïntimeerde in het incidenteel appel,

verder: [appellant] ,

advocaat: mr. B. Poort te Eindhoven,

tegen:

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde in het principaal appel,

appellant in het incidenteel appel,

verder: [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. E.X.M. Ong te Eindhoven,

als vervolg op het tussenarrest van 18 juni 2019 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer 6184569 \ CV EXPL 17-6818 gewezen vonnis van 2 november 2017.

5 Het verdere geding in hoger beroep
5.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het voormelde tussenarrest waarbij het hof [geïntimeerde] heeft toegelaten tot

bewijslevering,

- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 19 augustus 2019 met bijlagen A en B, waarbij

[geïntimeerde] in enquête twee getuigen heeft doen horen en [appellant] heeft afgezien van

contra-enquête,

- de memorie na enquête van [geïntimeerde] met een productie,

- de antwoordmemorie na enquête van [appellant] .

5.2

Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de voornoemde stukken en die genoemd in het tussenarrest.

6 De verdere beoordeling

Bewijslevering

6.1

Het hof roept kort in herinnering dat in het tussenarrest rov. 3.9 is beslist dat behoudens tegenbewijs de terhandstelling van de algemene bepalingen aan [geïntimeerde] in de zin van artikel 6:234 lid 1 aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) tussen partijen vaststaat. Bij het tussenarrest heeft het hof [geïntimeerde] toegelaten tot tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling van [appellant] dat de algemene bepalingen voor of bij het sluiten van de huurovereenkomst aan [geïntimeerde] ter hand zijn gesteld.

6.2

[geïntimeerde] heeft zichzelf en [appellant] als getuigen doen horen en een op 8 juni 2005 gedateerd Meldingsformulier Milieubeheer ingebracht om aan te tonen dat het handschrift niet van hem is in de conceptovereenkomst die als bijlage A aan het proces-verbaal van enquête is gehecht. Blijkens zijn memorie na enquête meent [geïntimeerde] dat hij het tegenbewijs heeft geleverd.

6.3

[appellant] heeft geen getuigen doen horen, maar een tijdens zijn getuigenverhoor ter sprake gekomen conceptcontract en reserveversie zijn als bijlagen A en B bij het proces-verbaal van getuigenverhoor in het geding gekomen. Volgens zijn antwoordmemorie na enquête acht [appellant] het tegenbewijs door [geïntimeerde] niet geleverd.

6.4.1

Het hof heeft in het tussenarrest rov. 3.9 al overwogen dat het enkele feit dat [geïntimeerde] aan het slot van de huurovereenkomst op pagina 4 onderaan niet nog eens afzonderlijk heeft getekend voor ontvangst van de algemene bepalingen, op zich niet betekent dat hij deze bepalingen niet heeft ontvangen en/of dat deze bepalingen geen deel uitmaken van de huurovereenkomst. Daarin heeft het hof ook al beslist dat behoudens tegenbewijs de terhandstelling van de algemene bepalingen aan [geïntimeerde] in de zin van artikel 6:234 lid 1 aanhef en onder a BW tussen partijen vaststaat. Aan de orde is nu of [geïntimeerde] dat voorshands bewijs heeft ontzenuwd.

6.4.2

Het hof overweegt dat voor de bewijswaardering vooral de getuigenverklaringen van [geïntimeerde] en [appellant] van belang zijn. Hun getuigenissen bevatten echter vooral oprecht ogende mededelingen en conclusies, maar nauwelijks of geen door hen zelf nog concreet herinnerde feiten daaromtrent. Zo verklaart [geïntimeerde] als getuige:

Het is alweer een tijdje geleden (…) Ik weet niet meer in welke ruimte we toen hebben gezeten (…) Ik neem aan dat we mijn versie van de schriftelijke huurovereenkomst toen hebben ondertekend, maar ik weet dat niet zeker meer. Ik herinner me ook niet meer of we toen wel of geen tweede versie daarvan hebben ondertekend. Achteraf vind ik het logisch als we dat wel gedaan hebben, maar ik herinner het me niet meer.

Als we mijn versie van het huurcontract hebben ondertekend, dan had ik het thuis al doorgelezen en zal ik voor de ondertekening niet veel tijd meer nodig hebben gehad om het door te nemen. Als ik een door [appellant] aangereikte versie mocht hebben ondertekend, dan zal ik de tijd genomen hebben om de belangrijkste passages even door te nemen; daarbij zal ik er dan van zijn uitgegaan dat het dezelfde versie was die mij vooraf was toegestuurd. Ik kan me dat niet meer herinneren, maar zo ben ik namelijk wel. Mijn meest logische redenering is dat ik het schriftelijke huurcontract vooraf in tweevoud zal hebben gekregen. (…) Toen ik bij [appellant] thuis het huurcontract heb ondertekend zullen we een sociaal praatje hebben gemaakt, ik herinner me niet meer waarover: het is al heel lang geleden (…)

Ik herinner me niet meer wat er toen precies is gebeurd, maar in mijn redenatie zal ik niet hebben ondertekend omdat die bijlagen er niet bij zaten en ik ze niet gezien heb tijdens de ondertekening. Ik neem aan dat we daarover toen nog wel hebben gesproken, maar ook dat herinner ik me niet echt meer. (…)

Ik weet niet meer hoe lang te voren mij het schriftelijke huurcontract is toegezonden (…)

[appellant] getuigt:

(…) Ik herinner me niet meer het moment waarop het huurcontract uiteindelijk werd ondertekend. Ik weet ook niet meer waar we het hebben ondertekend, maar ik denk dat het bij mij thuis was. Het ondertekende huurcontract is opgesteld aan de hand van een eerder gemaakt concept dat de hier aanwezige [geïntimeerde] handgeschreven had ingevuld. Het is in ieder geval niet mijn handschrift dat staat op de conceptversie die ik hier bij mij heb. (…) Ik weet niet meer hoe dat precies feitelijk in zijn werk is gegaan, maar ik zal dat concept ter invulling aan [geïntimeerde] hebben meegegeven of samen met hem hebben besproken toen hij het zelf invulde. In ieder geval is het uiteindelijke contract aan de hand van dit door hem ingevulde concept opgemaakt.

(…)

Als mij wordt voorgehouden dat op pagina 4 van het huurcontract een afzonderlijke handtekening voor het ontvangst van de bijlagen ontbreekt, dan zeg ik dat [geïntimeerde] dat over het hoofd zal hebben gezien. Ik herinner me niet meer dat we afzonderlijk over die bijlagen hebben gesproken, maar ze zaten er gewoon bij.

(…) Ik weet niet meer wie voor mij destijds het uiteindelijk ondertekende huurcontract heeft ingevuld en opgemaakt. Ik werk met verschillende beëdigde makelaars. (…)

Ik weet niet meer of het contract zoals dat uiteindelijk is ondertekend, op voorhand ook al aan [geïntimeerde] was toegestuurd. Het is al te lang geleden.

Als mij wordt gevraagd of er een tekening van het gehuurde en een proces-verbaal van oplevering bij het huurcontract was gevoegd, omdat die ook daaronder staat vermeld, dan zeg ik dat ik dat niet meer weet. Dat kan best zijn, maar ik weet het gewoon niet meer. Bij nader inzien zeg ik: ik weet zeker dat die er niet bij zaten. [geïntimeerde] heeft die misschien...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT