Uitspraak Nº 200.233.246/01 en 200.245.719/01. Gerechtshof Amsterdam, 2019-02-19

ECLIECLI:NL:GHAMS:2019:668
Date19 Febrero 2019
Docket Number200.233.246/01 en 200.245.719/01
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Zaaknummers: 200.233.246/01 en 200.245.719/01

Zaaknummer rechtbank: C/13/614026 / FA RK 16/5792 (es) (JK TM),

C/13/635157 / FA RK 17/5962 (veve) en

C/13/628741 / FA RK 17/3090 (1:253a BW)

Beschikking van de meervoudige familiekamer van 19 februari 2019 inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in principaal hoger beroep,

verweerder in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. R.G.E. de Vries te Amsterdam,

en

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster in principaal hoger beroep,

verzoekster in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. K. Kasem te Amsterdam.

In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming Amsterdam,

hierna te noemen: de raad.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna te noemen: de rechtbank) van 8 november 2017 uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

De man is in hoger beroep gekomen van bovengenoemde beschikking van 8 november 2017.

2.2

De vrouw heeft op 27 juni 2018 een verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel hoger beroep en incidenteel hoger beroep ingediend.

2.3

De man heeft op 7 september 2018 een “verweerschrift in ‘voorwaardelijk en principaal’ incidenteel appel” ingediend.

2.4

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een journaalbericht van de zijde van de man van 19 november 2018 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 22 november 2018 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;

- een faxbericht van de zijde van de man van 23 november 2018 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum. De bijlagen bij de faxberichten van 19 en 23 november 2018 betreffen samen de producties I tot en met X.

2.5

De mondelinge behandeling heeft op 29 november 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de man, bijgestaan door mr. R.G.E. de Vries;

- de vrouw, bijgestaan door mr. K. Kasem;

- de raad, vertegenwoordigd door de heer A. Witting.

3 De feiten
3.1

De man en de vrouw (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn onder het maken van huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd [in] 2011 te [gemeente] . Hun huwelijk is op 30 mei 2017 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank van 8 februari 2017 in de registers van de burgerlijke stand.

3.2

Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:

- [kind A] (hierna te noemen: [kind A] ), [in] 2012 te [geboorteplaats a] ;

- [kind B] (hierna te noemen: [kind B] ), [in] 2014 te [gemeente] ;

- [kind C] (hierna te noemen: [kind C] ), [in] 2015 te [geboorteplaats b] , en

- [kind D] (hierna te noemen: [kind D] ), [in] 2015 te [geboorteplaats b] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).

De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.

3.3

In de door partijen op 27 april 2011 overeengekomen huwelijkse voorwaarden (hierna: HV) is, voor zover thans van belang, het navolgende bepaald.

“Uitsluiting

Artikel 1

De echtgenoten sluiten elke gemeenschap van goederen uit.

Bewijsovereenkomsten

Artikel 2

1. De roerende zaken en rechten aan toonder die behoren tot het beroeps- of bedrijfsvermogen van een echtgenoot worden geacht eigendom te zijn van die echtgenoot, behoudens tegenbewijs.

2. Kleding en lijfsieraden worden tot op tegenbewijs geacht eigendom te zijn van de echtgenoot die deze goederen gebruikt of tot wiens gebruik zij bestemd zijn.

(…)

Vergoedingsrechten

Artikel 4

Een echtgenoot heeft een vergoedingsrecht jegens de andere echtgenoot, indien een bedrag of waarde ten behoeve van die andere echtgenoot aan zijn vermogen is onttrokken. De vergoeding is gelijk aan het bedrag of de waarden ten tijde van de onttrekking en is direct opeisbaar, tenzij redelijkheid en billijkheid zich tegen die opeisbaarheid verzetten.

(…)

Kosten van de huishouding

Artikel 7

1. De kosten van de gemeenschappelijk huishouding worden door de echtgenoten gedragen naar evenredigheid van ieders inkomen. Zijn de inkomens onvoldoende, dan worden de kosten gedragen naar evenredigheid van ieders vermogen. Een en ander geldt niet voor zover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.

2. Onder de kosten van de huishouding zijn begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de tot het gezin behorende kinderen, de premies voor de gebruikelijke verzekeringen, de kosten van vakanties, de huurprijs van de echtelijke woning en rente van geldleningen die verband houden met de aanschaf van de echtelijke woning en de vakantiewoning.

Tevens behoren daartoe de kosten van aanschaf van de inboedel.

Indien aan die kosten, waaronder begrepen de kosten van een geldlening die in verband met de aanschaf zijn aangegaan, door beide echtgenoten is bijgedragen, komt de eigendom daarvan aan ieder van hen voor de helft toe.

(…)

4. De echtgenoot die in een kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan hij op grond van het bepaalde in dit artikel zou moeten dragen, kan dit meerdere van de andere echtgenoot terugvorderen, mits hij die vordering instelt binnen een jaar na afloop van het betreffende kalenderjaar.

(…).”

4 De omvang van het geschil
4.1

Bij de bestreden beschikking is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw vastgesteld. Voorts is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders met ingang van 8 november 2017 aldus bepaald dat de man de kinderen eenmaal per twee weken van donderdagavond 18.00 uur tot zondagavond 18.00 uur bij zich heeft, alsmede op de verjaardag van de man zelf, op Vaderdag en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen. In het kader van de afwikkeling van het huwelijkse vermogen en de huwelijkse voorwaarden is bepaald dat de vrouw aan de man een bedrag van € 5.594,54 dient te voldoen en dat partijen voor het overige niets van elkaar hebben te vorderen.

4.2

Het hof begrijpt het verzoek van de man in principaal hoger beroep aldus dat hij verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, vast te stellen dat de voormalig echtelijke woning aan de [adres] te [plaats] als gemeenschappelijk eigendom dient te worden beschouwd, en/of vast te stellen dat partijen van meet af aan de bedoeling hebben gehad de voormalige echtelijke woning gezamenlijk in eigendom te verkrijgen en/of vast te stellen dat de woning conform de huwelijkse voorwaarden als gezamenlijk eigendom dient te worden beschouwd en derhalve nog dient te worden verdeeld, dan wel te gelasten dat de vrouw de helft van de overwaarde van deze woning, inclusief de hieraan gekoppelde spaarpolis binnen 14 dagen na het wijzen van het arrest aan de man moet uitkeren, dan wel een vergoedingsrecht toe te kennen aan de man alsmede een nader te bepalen bedrag aan gemaakte kosten ter zake verbouwing en investering, onder toekenning van betaling aan de man van een nader te bepalen bedrag ten aanzien van de kosten van de huishouding en het alsnog gelasten tot een eerlijke verdeling van de inboedel, onder de verplichting van de vrouw tot overlegging van relevante financiële bescheiden, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.

4.3

De vrouw verzoekt in principaal hoger beroep de man niet-ontvankelijk te verklaren, althans de verzoeken van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover zij daartegen geen grieven heeft gericht, met veroordeling van de man in de kosten van het geding in beide instanties.

De vrouw verzoekt in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, voor zover de man aanspraak kan maken op toedeling van een positief vermogen, te bepalen dat de man dient mee te delen in alle gemaakte kosten van de woning en de spaarpolis.

De vrouw verzoekt in incidenteel hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. de vrouw te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen;

II. wat betreft de zorgregeling tussen de ouders en de kinderen:

- primair deze bij helfte te verdelen;

- subsidiair te bepalen dat de kinderen om de week vanaf woensdagmiddag om 12.00 uur tot maandagochtend tot 8.30 uur bij de man verblijven;

en wat betreft de vakantieregeling deze als volgt te bepalen:

Voorjaarsvakantie bij de man

Meivakantie bij de vrouw

Herfstvakantie bij de man

Eerste drie weken van de zomervakantie bij de man

Laatste drie weken van de zomervakantie bij de vrouw

Kerstvakantie bij de man

Islamitische feestdagen bij de vrouw

Vaderdag en de verjaardag van de man bij de man

Moederdag en de verjaardag van de vrouw bij de vrouw;

III. te bepalen dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen een bedrag van € 250,- per kind per maand bij vooruit betaling aan de vrouw voldoet;

IV. de man te veroordelen in de proceskosten in beide instanties.

4.4

De man verzoekt in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep en incidenteel hoger beroep, naar het hof begrijpt, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking op deze punten te bekrachtigen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding in beide instanties.

5 De motivering van de beslissing

in principaal, in voorwaardelijk incidenteel appel en in incidenteel appel

Ontvankelijkheid

5.1

De vrouw heeft betoogd dat de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem ingestelde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT