Uitspraak Nº 200.234.460_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-01-31

ECLIECLI:NL:GHSHE:2019:340
Date31 Enero 2019
Docket Number200.234.460_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

Uitspraak: 31 januari 2019

Zaaknummer: 200.234.460/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/03/236430 / FA RK 17-2157

in de zaak in hoger beroep van:

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. R.L.G.J. Eikelboom,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. P.M.F.M. Maas.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

vestiging: regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] ,

hierna te noemen: de raad.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 november 2017.

2 Het geding in hoger beroep
2.1.

Bij beroepschrift (tevens inhoudende zelfstandig verzoek) met producties, ingekomen ter griffie op 26 februari 2018, heeft de moeder verzocht, voor zover uitvoerbaar bij voorraad,

Primair:

  • -

    de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te beschikken dat het verzoek van de vader om hem te herstellen in het ouderlijk gezag over het minderjarige kind [minderjarige 1] alsnog wordt afgewezen;

  • -

    te beschikken dat de vordering van de vader om mede het gezag uit te oefenen over het minderjarige kind [minderjarige 2] alsnog wordt afgewezen.

Subsidiair:

voor zover het hof een voornemen zou hebben om op termijn nader te beslissen over gezag en gezagsherstel,

- te beschikken dat voorafgaande aan een zodanige beslissing hieraan een actueel en deugdelijk rapport op maat van de raad en nader te noemen deskundigen/hulpverleners ten grondslag dient te liggen.

2.2.

Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 april 2018, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en het zelfstandig verzoek van de moeder af te wijzen.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 december 2018.

Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- de moeder, bijgestaan door mr. Eikelboom;

- de vader, bijgestaan door mr. Maas;

- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- het V6-formulier met producties 5-8, van de moeder d.d. 28 november 2018, waarbij door het hof, in navolging van wat in het kader van de inventarisatie van de binnengekomen stukken bij aanvang van de mondelinge behandeling aan de aanwezigen is medegedeeld, hier nog eens nadrukkelijk wordt vermeld dat productie 8 (kennelijk een video) niet is ontvangen (en dus evenmin bij de beoordeling van het onderhavige hoger beroep is betrokken);

- de door de advocaat van de moeder ter zitting van het hof overgelegde en vervolgens voorgedragen aantekeningen ten behoeve van de mondelinge behandeling in hoger beroep.

3 De beoordeling
3.1.

Uit de inmiddels beëindigde relatie tussen de moeder en de vader zijn geboren:

- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,

- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .

De vader heeft de kinderen erkend.

De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder.

3.2.

Bij beschikking van 15 december 2015 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, voor zover thans van belang, bepaald dat het gezag over [minderjarige 1] alleen aan de moeder toekomt. Tevens is bij voornoemde beschikking, voor zover thans van belang, het verzoek van de vader om hem samen met de moeder met het ouderlijk gezag te belasten over [minderjarige 2] afgewezen.

3.3.

Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de voornoemde beschikking van 15 december 2015 gewijzigd voor wat betreft het eenhoofdig gezag van de moeder over [minderjarige 1] in die zin, dat de moeder en de vader gezamenlijk worden belast met het gezag over [minderjarige 1] . Daarnaast heeft de rechtbank de moeder en de vader gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige 2] .

3.4.

De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

3.5.

De moeder voert in haar beroepschrift (tevens inhoudende zelfstandig verzoek) zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.

Er is geen sprake van een wijziging van omstandigheden die maken dat het ouderlijk gezag gezamenlijk door de moeder en de vader over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kan worden uitgeoefend.

Het door de rechtbank benoemde tijdsverloop sinds 2015 waarin zich geen terugval heeft voorgedaan aan de kant van de vader, levert volgens de moeder geen gewijzigde omstandigheid op die een nieuwe beoordeling van het gezag rechtvaardigt.

Volgens de moeder kan er bij deze vader met zijn verslavingsverleden geen sprake zijn van veranderende omstandigheden nu het risico op een terugval in verslavingsgedrag altijd blijft bestaan en de vader nog steeds niet die stappen heeft genomen, die aan hem door deskundigen geadviseerd zijn en die noodzakelijk...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT