Uitspraak Nº 200.234.941/01. Gerechtshof Amsterdam, 2019-01-22

ECLIECLI:NL:GHAMS:2019:170
Date22 Enero 2019
Docket Number200.234.941/01
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Zaaknummer: 200.234.941/01

Zaaknummer rechtbank: C/13/623369 / FA RK 17-775

Beschikking van de meervoudige kamer van 22 januari 2019 inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in principaal hoger beroep,

verweerder in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. Z. Taspinar te Amsterdam,

en

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster in principaal hoger beroep,

verzoekster in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. C.M. Kraan te Amsterdam.

Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

- de minderjarige [kind A] (hierna te noemen: [kind A] );

- de minderjarige [kind B] (hierna te noemen: [kind B] );

- de minderjarige [kind C] (hierna te noemen: [kind C] ).

In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

locatie: Amsterdam,

hierna te noemen: de raad.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 29 november 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

De man is op 27 februari 2018 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 29 november 2017.

2.2

De vrouw heeft op 26 april 2018 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend. Op 1 mei 2018 heeft zij een aanvulling op het verweerschrift ingediend.

2.3

De man heeft op 5 juni 2018 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend. Het hof heeft ter zitting beslist dat punt 4 tot en met 22 van dit verweerschrift buiten beschouwing zal worden gelaten aangezien de man hierin een reactie geeft op het verweer van de vrouw, hetgeen in strijd is met de zogenoemde twee-conclusie-regel.

2.4

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een brief van de zijde van de man van 19 maart 2018 met een bijlage, ingekomen op dezelfde datum;

- een brief van de zijde van de man van 20 maart 2018 met een bijlage, ingekomen op 22 maart 2018;

- een brief van de zijde van de man, gedateerd 7 april 2018, ingekomen op 7 mei 2018.

2.5

De mondelinge behandeling heeft op 9 november 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw S. Benjamin.

3 De feiten
3.1

Partijen zijn van 2004 tot 2015 met elkaar gehuwd geweest. Uit het huwelijk zijn geboren:

- [kind A] , op [datum 1] 2007 te [geboorteplaats a] ;

- [kind B] , op [datum 2] 2009 te [geboorteplaats a] ; en

- [kind C] , op [datum 3] 2010 te [geboorteplaats a] .

[kind A] , [kind B] en [kind C] (hierna tezamen ook: de kinderen) wonen bij de vrouw.

3.2

Bij beschikking van de rechtbank te Tanger, Marokko, van 19 maart 2015 is – voor zover in hoger beroep van belang – de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat de vrouw eenhoofdig is belast met het gezag over de kinderen.

3.3

Bij de stukken bevindt zich een vaststellingsovereenkomst tussen partijen van 14 juli 2017. Blijkens de vaststellingsovereenkomst zijn partijen onder meer de volgende (reguliere) omgangsregeling overeengekomen:

- de kinderen hebben omgang met hun vader elke vier weken het weekend van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 18.00 uur. De vader haalt de kinderen op uit school en brengt hen zondagavond bij de woning van de moeder.

- de kinderen hebben omgang met hun vader in de tweede week na de vierwekelijkse weekendregeling elke maandag uit school tot woensdagochtend. De vader haalt de kinderen op uit school en draagt er zorg voor dat de kinderen woensdagmorgen naar school gaan.

4 De omvang van het geschil
4.1

Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de man om hem gezamenlijk met de vrouw met het gezag over de kinderen te belasten afgewezen. Daarnaast is een omgangsregeling bepaald in die zin dat de man de kinderen bij zich zal hebben:

- elke vier weken het weekend van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 18.00 uur. De man haalt de kinderen op uit school en brengt hen zondagavond bij de woning van de vrouw;

- in de tweede week na de vierwekelijkse weekendregeling elke maandag uit school tot woensdagochtend. De man haalt de kinderen op uit school en draagt er zorg voor dat de kinderen woensdagmorgen naar school gaan;

- om het jaar in de zomervakantie een periode van zes weken, met dien verstande dat de kinderen in de zomer 2018 bij de man zullen zijn. Ten aanzien van de kortere vakanties dient de man uiterlijk drie weken van tevoren aan de vrouw mee te delen hoe die worden ingevuld.

4.2

In principaal hoger beroep verzoekt de man de bestreden beschikking te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT