Uitspraak Nº 200.234.442. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-05-21

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:4423
Docket Number200.234.442
Date21 Mayo 2019
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.234.442/01

(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 303760)

arrest van 21 mei 2019

in het incident ex artikel 843a Rv en artikel 162 Rv in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[appellant 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[appellant 2] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[appellant 3] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellanten,

in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eiseressen in reconventie,

eiseressen in het incident,

hierna: [appellanten] ,

advocaat: mr. M.A. Oostendorp,

tegen:

de publiekrechtelijke rechtspersoon

Gemeente Nijmegen,

zetelend te Nijmegen,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
verweerster in het incident,

hierna: de Gemeente,

advocaat: mr. F.J.P. Delissen.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1

Het hof neemt de inhoud van de tussenarresten van 17 juli 2018 en 4 september 2018 hier over.

1.2

Bij arrest van 4 september 2018 heeft het hof een comparitie bepaald in het incident ex artikel 843 a Rv en artikel 162 Rv. Deze comparitie in het incident heeft plaatsgevonden tegelijkertijd met de mondelinge behandeling van het door [appellanten] ingediende verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor (zaaknr. 200.234.442/02).

1.3

Voorafgaand aan de comparitie heeft mr. Oostendorp namens [appellanten] een tweetal - tevoren aan het hof en de wederpartij toegezonden - producties (producties 10 en 11) in het geding gebracht. Mr. Delissen heeft namens de Gemeente het - eveneens tevoren aan hof en wederpartij toegezonden - verweerschrift in de verzoekschriftprocedure (tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor) als productie overgelegd. Bij brief van 9 januari 2019 heeft mr. Delissen het hof en de wederpartij beter leesbare kopieën van de producties A en B van de Gemeente toegestuurd. Van de zitting heeft de griffier aantekening gehouden. Partijen hebben hun standpunt ter zitting door hun advocaten doen toelichten aan de hand van spreeknotities.

1.4

Bij gelegenheid van de comparitie, tevens mondelinge behandeling in de verzoekschriftprocedure, hebben partijen afgesproken om te onderzoeken of in een mediationtraject een oplossing voor dit geschil kan worden gevonden. Ter zitting hebben partijen afgesproken dat in het onderhavige incident arrest wordt gevraagd.

2 De vaststaande feiten
2.1

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.29 van het tussenvonnis van 3 mei 2017 van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem.

3 De beoordeling
3.1

Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende. De Gemeente heeft in 2015 ten behoeve van het (beoogde woon)project Waalfront, de door [appellanten] gedreven slachterij en vleeshandel uitgekocht. De Gemeente heeft daartoe met [appellanten] een mantelovereenkomst en een koopovereenkomst met betrekking tot de opstallen gesloten. Daarbij zijn [appellanten] en de Gemeente overeengekomen dat een bedrag van 21 miljoen euro bij gelegenheid van de levering van de opstallen wordt betaald en een resterend bedrag van 6.6 miljoen euro in verschillende stadia van de met de Gemeente overeengekomen verhuizing van de onderneming van [appellanten] naar [vestigingsplaats] . Nadat levering van de opstallen heeft plaatsgevonden en de Gemeente het bedrag van 21 miljoen euro heeft betaald, heeft [appellanten] begin 2016 besloten om de overeengekomen verhuizing geen doorgang te laten vinden en de bedrijfsactiviteiten te staken. De Gemeente verwijt [appellanten] dat zij daarmee de verplichtingen uit de overeenkomsten niet is nagekomen en cruciale informatie heeft achtergehouden gedurende het uitkooptraject. In eerste aanleg heeft de Gemeente op deze gronden terugbetaling gevorderd van een deel van de koopsom en betaling van contractuele boetes. De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 3 mei 2017 krachtens art 22 Rv de Gemeente bevolen ‘inzage te geven in de wijze waarop zij de verwerving van de opstallen in het grondboek en haar administratie ten tijde van de levering heeft verwerkt en tegen welke waarde, alsmede een ongecensureerde versie van de brief van 30 juni 2015 van het college van burgemeester en wethouders aan de Gemeenteraad (kenmerk OB10/D1515908492) en de schadeloosstellingaanname van DTZ Zadelhoff als genoemd in die brief in het geding te brengen.’

De Gemeente heeft in haar akte uitlating van 31 mei 2017 een blad uit haar administratie overgelegd, waaruit blijkt hoe de transactie per 31 juli 2015 in haar administratie is verwerkt.

In het eindvonnis van 4 oktober 2017 heeft de rechtbank overwogen dat de Gemeente aan het bij tussenvonnis gegeven bevel slechts ten dele heeft voldaan. De Gemeente heeft namelijk - met een beroep op opgelegde geheimhouding - niet de ongecensureerde versie van de brief van 30 juni 2015 overgelegd. De rechtbank heeft daaraan geen consequenties verbonden. De rechtbank heeft [appellanten] in dit vonnis hoofdelijk veroordeeld tot betaling van –in hoofdsom- € 7.426.000,00. De rechtbank heeft de vorderingen jegens de bestuurders van [appellanten] afgewezen.

3.2

[appellanten] heeft in dit incident aangevoerd dat de Gemeente met het overleggen van het document uit haar administratie niet het gevorderde inzicht in de verwerving van de opstallen heeft gegeven. Zij heeft haar op 843a Rv gebaseerde vordering uitgebreid en vordert in hoger beroep dat de Gemeente inzage en afschrift verstrekt van: (A) de wijze waarop en de waarde waartegen de Gemeente de verwerving van de opstallen in het grondboek en haar administratie ten tijde van de levering aan de Gemeente heeft verwerkt, met onderbouwing (hierna: ‘de Administratieve Stukken’); (B) een ongecensureerde versie van de brief van 30 juni 2015 (hierna: ‘de Brief’); (C) een ongecensureerde versie van het verslag van de besloten raadscommissie grondexploitaties waalsprong en waalfront van de gemeenteraad van 7 juli 2015 (hierna: ‘het Verslag’); (D) de overeenkomst(en) die de Gemeente met Bouwfonds Property Development (hierna:’BPD’) of haar rechtsvoorganger(s) heeft gesloten waaruit de verplichting tot het verkrijgen van het slachthuis en de inbreng in de publiek-private samenwerking (‘PPS’) volgt (hierna: ‘de Overeenkomsten’). Op grond van art. 162 Rv vordert [appellanten] verder subsidiair, in geval van afwijzing van de vordering onder (A), openlegging van de administratie van de Gemeente betreffende de verwerking van de opstalrechten ten tijde van de levering daarvan aan de Gemeente, eveneens op straffe van verbeurte van dwangsommen.

3.3

Ter onderbouwing van het gestelde belang van [appellanten] bij overlegging van de diverse gevorderde bescheiden heeft [appellanten] onder andere gewezen op de reactie van de Gemeente op het WOB-verzoek van Omroep Gelderland met betrekking tot de aankoop van het slachthuis. Omroep Gelderland heeft de volgende passage uit de reactie van de Gemeente op dit WOB-verzoek gepubliceerd: ‘Op dit moment zijn wij met de eigenaren van [appellant 2] verwikkeld in een gerechtelijke procedure en verstrekking en publicatie van de verder door u gevraagde documenten schaden onze belangen in deze procedure en hebben nadelige gevolgen voor de financiële positie van de Gemeente Nijmegen.’ Volgens [appellanten] wijst deze passage erop dat de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT