Uitspraak Nº 200.236.316/01. Gerechtshof Amsterdam, 2019-01-08

ECLIECLI:NL:GHAMS:2019:55
Docket Number200.236.316/01
Date08 Enero 2019
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie -en jeugdrecht)

zaaknummer: 200.236.316/01

zaaknummers rechtbank: C/13/609468/FA RK 16-3824 en C/13/632814/FA RK 17-4895

beschikking van de meervoudige kamer van 8 januari 2019 inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] , Marokko

verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. T.A. Bouman te Amsterdam,

en

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. Z. Taspinar te Amsterdam.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 20 december 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

De man is op 20 maart 2018 in hoger beroep gekomen van de beschikking van

20 december 2017.

2.2

De vrouw heeft op 10 mei 2018 een verweerschrift ingediend.

2.3

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een faxbericht van de zijde van de man van 4 april 2018 met bijlage;

- een faxbericht van de zijde van de vrouw van 9 april 2018 met bijlage;

- een faxbericht van de zijde van de vrouw van 11 september 2018 met bijlagen;

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 11 september 2018 met bijlage, ingekomen op 14 september 2018.

2.4

De mondelinge behandeling heeft op 21 september 2018 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3 De feiten
3.1

Partijen zijn met elkaar gehuwd [in] 2004 te [plaats] Marokko. Zij hebben beiden de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit. Zij zijn de ouders van:

- [kind A] , geboren [in] 2005 te [geboorteplaats] (hierna: [kind A] ),

- [kind B] , geboren [in] 2008 te [geboorteplaats] (hierna: [kind B] ) en

- [kind C] , geboren [in] 2009 (hierna: [kind C] ),

(hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).

3.2

Als niet of onvoldoende weersproken staat verder het volgende vast. De vrouw heeft vanaf september 2011 tot april 2016 met de kinderen in Marokko gewoond en de man heeft in die periode op en neer gereisd tussen Marokko en Nederland. Vanaf april 2016 woont de vrouw met de kinderen in Nederland. De man heeft zich sindsdien weer in Marokko gevestigd en komt met enige regelmaat op familiebezoek in Nederland.

3.3

Partijen zijn zowel in Marokko als Nederland procedures tot echtscheiding met nevenvoorzieningen gestart. De vrouw heeft op 27 mei 2016 een echtscheidingsverzoek bij de rechtbank ingediend en daarbij verzocht de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, het gezamenlijk ouderlijk gezag te beëindigen en haar alleen te belasten met het gezag over de kinderen, de man het recht op omgang te ontzeggen en te bepalen dat partijen tot verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap dienen over te gaan. Op 9 juni 2016 heeft de vrouw een verzoek om een onderhoudsbijdrage gericht tot de rechtbank te Temara, Marokko. Bij beschikking van de rechtbank te Temara, Marokko, van 26 oktober 2016 is op een daartoe strekkend verzoek van de man de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is – voor zover hier van belang - bepaald dat de kinderalimentatie 500 Marokkaanse dirham (MAD) per kind per maand bedraagt, de verzorgingskosten 100 MAD per kind per maand en de woonkostenvergoeding 200 MAD per kind per maand. Van deze beschikking is de vrouw bij het gerechtshof te Rabat, Marokko, in hoger beroep gekomen bij verzoekschrift van 14 november 2016. Het gerechtshof te Rabat heeft de laatstgenoemde beschikking van de rechtbank te Temara bekrachtigd bij beschikking van 24 april 2017. De Marokkaanse echtscheidingsbeschikking is bij de bestreden beschikking erkend (r.o. 2.2.9) en hiertegen zijn geen grieven gericht. Op 3 april 2018 is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te Den Haag.

3.4

Bij aanvullend verzoekschrift van 16 december 2016, ingekomen bij de rechtbank op 20 december 2016, heeft de vrouw bij de rechtbank in de lopende echtscheidingsprocedure (aanvullend) verzocht om vaststelling van een onderhoudsbijdrage van € 500,- per kind per maand door de man aan haar te voldoen.

3.5

Het hof heeft, voor zover...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT