Uitspraak Nº 200.237.259/01. Gerechtshof Den Haag, 2018-11-21

ECLIECLI:NL:GHDHA:2018:3226
Date21 Noviembre 2018
Docket Number200.237.259/01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht

zaaknummer : 200.237.259/01

zaaknummers rechtbank : C/10/523684; C/10/532295

rekestnummers rechtbank : FA RK 17-2581; FA RK 17-6365

beschikking van de meervoudige kamer van 21 november 2018

inzake

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. B. du Fossé te Eindhoven,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. M.J.A. van der Burg te Ridderkerk.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 16 januari 2018, uitgesproken onder voormelde zaaknummers (hierna ook: de bestreden beschikking).

2 Het geding in hoger beroep
2.1

De vrouw is op 13 april 2018 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

2.2

De man heeft op 24 mei 2018 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.

2.3

De vrouw heeft op 5 juli 2018 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.

2.4

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de vrouw:

- op 4 mei 2018 een journaalbericht van 3 mei 2018 met bijlage;

- op 30 augustus 2018 een journaalbericht van diezelfde datum met bijlagen;

- op 18 september 2018 een journaalbericht van diezelfde datum met bijlage;

van de zijde van de man:

- op 5 september 2018 een brief van 4 september 2018 met als bijlage een journaalbericht van 4 september 2018 met bijlagen.

2.5

De mondelinge behandeling heeft op 19 september 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

- de man, bijgestaan door zijn advocaat.

De advocaat van de man heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

3 De feiten
3.1

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.

3.2

Partijen zijn met elkaar gehuwd te [plaats] [in] 2010.

3.3

Partijen zijn de ouders van:

- [de minderjarige 1] , geboren [in] 2010 te [geboorteplaats] ,

- [de minderjarige 2] , geboren [in] 2015 te [geboorteplaats] .

3.4

Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.5

In hoger beroep is vast komen te staan dat de echtscheiding op 29 maart 2018 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4 De omvang van het geschil
4.1

Bij de bestreden beschikking is, voor zover van belang in hoger beroep, de echtscheiding uitgesproken en is de verdeling van de gemeenschap gelast. In het bijzonder is in de bestreden beschikking, voor zover van belang, bepaald dat de taxateur de vrije verkoopwaarde van de echtelijke woning van partijen op de peildatum 27 maart 2017 zal bepalen en voorts dat de verplichting van de vrouw tot betaling van de helft van de eigenaarslasten en de verplichting van de man tot betaling van een gebruiksvergoeding over en weer met gesloten beurzen worden voldaan.

4.2

De vrouw verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking voor wat betreft de verdeling van de gemeenschap te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de taxateur de vrije verkoopwaarde van de echtelijke woning van partijen, staande en gelegen te [plaats] aan de [adres] dient te bepalen per datum taxatie en dat die taxatie tussen partijen bindend is en tevens te bepalen dat deze woning aan de man wordt toegedeeld tegen de door deze taxateur vastgestelde waarde, waarbij de man gehouden is om binnen acht weken na deze taxatie volledig zijn medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van de woning aan hem onder het ontslag van de vrouw uit haar hoofdelijke hypothecaire aansprakelijkheid met betrekking tot de op deze woning rustende hypotheekschuld en onder uitkering aan de vrouw van de helft van de overwaarde (= taxatiewaarde minus hypotheekschuld plus beleggingspolis: 2) en indien de man binnen deze termijn niet in staat is de echtelijke woning in eigendom over te nemen de verkoop van de echtelijke woning te bevelen door een nader aan te wijzen NVM makelaar tegen een door deze makelaar te bepalen vraag- en laatprijs met een opleveringstermijn van maximaal drie maanden. Aanvullend verzoekt de vrouw het hof te bepalen dat de man, indien het hof bepaalt dat de vrouw gehouden is tot betaling aan de man van de helft van de woonlasten van de voormalige echtelijke woning, zijnde € 532,46 per maand dan wel een nader door het hof te bepalen bedrag, met ingang van diezelfde datum aan de vrouw verschuldigd is een vergoeding voor het gebruik door hem van de voormalige echtelijke woning en deze vergoeding gelijk te stellen aan de helft van de woonlasten, waarvoor de vrouw draagplichtig is.

4.3

De man verweert zich daartegen en verzoekt het hof:

in principaal hoger beroep

A. de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel deze af te

wijzen;

in incidenteel hoger beroep

B. de bestreden beschikking te vernietigen in zoverre is bepaald dat de vrouw, bij wijze van

gebruiksvergoeding door de man aan haar voor het gebruik van de echtelijke woning, niet langer gehouden is tot betaling aan de man van haar deel van de eigenaarslasten van de woning en te bepalen dat de vrouw aan de man dient te voldoen het haar toe te rekenen maar niet door haar betaalde deel van de eigenaarslasten van de woning (waaronder maar niet uitsluitend hypotheekrente, aflossing, premie...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT