Uitspraak Nº 200.237.251_01 en 200.239.269_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-09-24

ECLIECLI:NL:GHSHE:2019:3488
Date24 Septiembre 2019
Docket Number200.237.251_01 en 200.239.269_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummers 200.237.251/01 (kort geding) en

200.239.269/01 (bodemprocedure)

arrest van 24 september 2019

in de beide gevoegde zaken van

Enviem Retail Real Estate B.V.,

gevestigd te [woon- respectielijk vestigingsplaats] ,

appellante in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,

hierna gezamenlijk: Enviem,

advocaat: mr. A. Teune te Harderwijk,

tegen

1 [geïntimeerde] ,

hierna: [geïntimeerde] ,

2. DPZ Holding B.V.,

hierna: DPZ,

hierna gezamenlijk: DPZ c.s.,

wonende respectievelijk gevestigd te [woon- respectielijk vestigingsplaats] ,

geïntimeerden in principaal hoger beroep,

appellanten in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. P.R.E. Nobus te Terneuzen,

als vervolg op het tussenarrest van 26 februari 2019 in de hoger beroepen van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg,

in zaak 200.237.251/01 (kort geding)

- als voorzieningenrechter onder zaaknummer 5978329 / 17-23 gewezen kort gedingvonnis van 26 juni 2017, en

in zaak 200.239.269/01 (bodemprocedure)

- onder zaaknummer 6230361 / 17-3667 gewezen vonnis van 14 februari 2018.

10 De verdere gedingen in hoger beroep
10.1

Het verdere verloop van de procedures blijkt uit:

in zaak 200.237.251/01 (kort geding)

- het voormelde tussenarrest waarbij het hof iedere verdere beslissing heeft aangehouden, en

in zaak 200.239.269/01 (bodemprocedure)

- het voormelde tussenarrest waarbij het hof Enviem heeft toegelaten tot bewijslevering,

- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 mei 2019 waarbij Enviem in enquête drie getuigen heeft doen horen,

- de rolaantekening van 28 mei 2019 dat Enviem geen voortzetting enquête wenst en dat DPZ c.s. afzien van contra-enquête,

- de memorie na enquête van Enviem met producties,

- de antwoordmemorie na enquête van DPZ c.s..

in beide procedures

10.2

Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de stukken zoals bovenvermeld, genoemd in het tussenarrest van 26 februari 2019 en van de eerste aanleg.

11 De verdere beoordeling

in zaak 200.239.269/01 (bodemprocedure)

11.1

Het hof volhardt bij de in het tussenarrest gegeven beslissingen. Deze binden het hof en partijen voor het vervolg van dit geding en staan niet meer ter discussie. Dat zou alleen anders kunnen zijn als de eisen van een goede procesorde meebrengen dat daarvan moet worden teruggekomen, maar daarvan is hier geen sprake. Ook de door Enviem gewraakte -in het tussenarrest gegeven- bewijs(kracht)beslissingen berusten niet op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag en evenmin is er sprake van dat het op grond van een afweging van alle betrokken belangen en omstandigheden onaanvaardbaar is om aan de gegeven beslissingen vast te houden.

11.2

In het tussenarrest van 26 februari 2019 heeft het hof Enviem toegelaten te bewijzen:

a. dat partijen met de opstelling en ondertekening van de one-pagers hebben beoogd reeds definitieve huurovereenkomsten te sluiten overeenkomstig de daarin opgenomen hoofdpunten dan wel;

b. feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat het [geïntimeerde] en DPZ niet meer vrij stond om de onderhandelingen af te breken;

11.3

Enviem heeft in enquête als getuigen doen horen de heren

- [getuige 1] , netwerkmanager van Enviem,

- [getuige 2] , commercieel manager van Enviem, en

- [getuige 3] , salesmanager van (de tot de Enviem-groep behorende) Oliehandel Nederland B.V.

11.4

Nadat Enviem had aangegeven geen voortzetting van de enquête te wensen en DPZ c.s. had afgezien van contra-enquête, hebben partijen ieder een memorie genomen. Bij die gelegenheid heeft Enviem onder overlegging van stukken geconcludeerd dat zij het bewijs heeft geleverd, terwijl DPZ c.s. concluderen dat Enviem in de bewijslevering niet is geslaagd.

11.5.1

Het hof oordeelt het bijgebrachte bewijs, ook alles samen en in onderling verband bezien, voor beide bewijsonderdelen ontoereikend en overweegt daartoe het navolgende.

11.5.2

De getuigenis van [getuige 1] beperkt zich vooral tot eigen waarnemingen en ervaringen over de contacten die hij eerder in met name eind 2014 en begin 2015 met [geïntimeerde] en [de echtgenote van geintimeerde] heeft gehad. Die eigen contacten betroffen bovendien alleen een eventuele verhuur van locatie [locatie 1] , terwijl de te bewijzen feiten en/of omstandigheden zien op een eventuele verhuur van zowel de locatie [locatie 1] als de locatie [locatie 2] en later -vooral in of omstreeks oktober-november 2016- plaatshadden. Voor zover Enviem benadrukt dat partijen al vanaf 2014 contact hebben gehad over de verhuur van locatie [locatie 1] miskent zij dat dit eerdere contact al zo’n anderhalf jaar eerder was doodgelopen. Op initiatief van DPZ c.s. zijn partijen in 2016 vervolgens opnieuw in gesprek geraakt over de mogelijke verhuur van de locaties [locatie 1] en [locatie 2] . Ook blijkens zijn eigen getuigenis ontleent [getuige 1] zijn wetenschap over de te bewijzen feiten en/of omstandigheden niet aan hetgeen hij zelf uit de latere contacten met [geïntimeerde] en [de echtgenote van geintimeerde] heeft kunnen opmaken, maar met name aan hetgeen [getuige 2] en [getuige 3] hem daarover hebben meegedeeld. Toen [geïntimeerde] na een periode van stilte in september 2016 met het oog op een eventuele verhuur opnieuw contact had opgenomen, heeft [getuige 1] dat voor behandeling ook meteen doorgespeeld naar [getuige 2] die sindsdien vanuit Enviem de (verdere) contacten met [geïntimeerde] is gaan onderhouden en op 26 oktober en 2 november 2016 samen met [getuige 3] ook een bezoek aan [geïntimeerde] heeft gebracht. [getuige 1] zelf getuigt hierover onder meer:

“Mijn eerste contact met de heer [geïntimeerde] was medio augustus 2014. (…) Dat zag alleen op het tankstation in [locatie 1] . (…) heb ik namens Enviem een huuraanbieding uitgebracht. Dat was in november 2014. (…) Toen ik in december 2014 heb na gebeld, zei [geïntimeerde] mij dat hij vond dat we een net voorstel hadden gedaan, maar dat ze moeilijk konden beslissen, omdat men dan met [locatie 2] bleef zitten. In een later contact zei hij me ook nog dat hij zich te jong vond om te stoppen met werken. Vervolgens lag het anderhalf jaar stil. (…)

Op of omstreeks 15 september 2016 belde [geïntimeerde] mij om opnieuw contact op te nemen. (…) Omdat ik destijds meer een echte kantoorbaan had en [getuige 2] de meer aangewezen persoon was om dat contact met [geïntimeerde] verder af te handelen, heb ik die mail toen aan [getuige 2] gestuurd. In dat telefoongesprek heb ik ook tegen [geïntimeerde] gezegd dat [getuige 2] nog contact met hem zou opnemen. Met...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT