Uitspraak Nº 200.238.835_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-05-07

ECLIECLI:NL:GHSHE:2019:1683
Docket Number200.238.835_01
Date07 Mayo 2019
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team handelsrecht

zaaknummer 200.238.835/01

arrest van 7 mei 2019

in de zaak van

  1. Stichting Gedupeerden Gevaarlijke Stoffen NL POMS Z.N., genaamd Stichting NL-POMS zuid,
    gevestigd te [vestigingsplaats 1]

  2. [appellant 2] ,
    wonende te [woonplaats]

  3. [appellant 3] ,
    wonende te [woonplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),

  4. [appellant 4] ,

wonende te [woonplaats] ,

5. [appellant 5],

wonende te [woonplaats] ,

appellanten,

hierna gezamenlijk aan te duiden als de Stichting c.s. dan wel afzonderlijk als de Stichting, [appellant 2] , [appellant 3] , [appellant 4] , [appellant 5] ; daarnaast worden [appellant 2] , [appellant 3] , [appellant 4] en [appellant 5] hierna ook gezamenlijk aangeduid als [appellanten c.s.] ,

advocaat: mr. R.M.W.H. Bedaux te Heerlen,

tegen

De Staat der Nederlanden (Ministerie van Defensie),

gevestigd te 's-Gravenhage,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als de Staat,

advocaat: mr. K. Teuben te 's-Gravenhage,

op het bij exploot van dagvaarding van 1 mei 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 14 februari 2018, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen de Stichting c.s. als eisers en de Staat als gedaagde.

1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/228826/HA ZA 16/700)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep;

  • -

    de memorie van grieven tevens houdende vermindering van eis [met producties 71 t/m 78];

  • -

    de memorie van antwoord [met producties 71 t/m 75].

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3 De beoordeling

De feiten

3.1.

De rechtbank heeft in r.o. 2.1 t/m 2.13 de feiten vastgesteld. Naar het hof begrijpt, wordt door de Stichting c.s. tegen deze vaststelling impliciet een grief gericht. In de memorie van grieven wordt onder ‘Resumé/aanvulling van de feiten’ namelijk betoogd dat deze feitenvaststelling onvolledig is en aanvulling behoeft. Deze grief faalt reeds omdat het niet aan partijen maar aan het oordeel van de rechter is overgelaten de voor de beoordeling van een geschil relevante feiten vast te stellen. Het feitenoverzicht van de rechtbank is daarom ook in dit hoger beroep uitgangspunt. Daarnaast zal het hof uitgaan van de nieuwe ontwikkelingen die zich na het beroepen vonnis hebben voorgedaan, zoals die door partijen zijn gesteld en over en weer onvoldoende zijn weersproken.

Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.

3.1.1.

Begin jaren tachtig van de vorige eeuw heeft de Staat in NAVO-verband overeenkomsten gesloten met de Verenigde Staten betreffende de opslag van Amerikaans militair materieel op Nederlands grondgebied. Ter uitvoering van deze overeenkomsten zijn zogenaamde ‘Prepositioned Organizational Material Storage sites’ (hierna: POMS-sites) opgericht. Nederland kende in de periode 1984 tot en met 2006 vijf POMS-sites, gevestigd in [vestigingsplaats 2] , [vestigingsplaats 3] , [vestigingsplaats 4] , [vestigingsplaats 5] en [vestigingsplaats 6] . Deze POMS-sites werden aangestuurd door NL POMS te [vestigingsplaats 3] , een tot de Koninklijke Landmacht behorend Defensieonderdeel.

3.1.2.

De werkzaamheden op de POMS-sites bestonden in hoofdzaak uit het ontvangen, inspecteren, opslaan, onderhouden en uitgeven van militair materieel. Dit materieel werd na ontvangst geïnspecteerd en zo nodig gereinigd en gerepareerd. Vervolgens werd het gepreserveerd en opgeslagen in loodsen. Zodra inzet van het materieel nodig was, werd het uit de opslag gehaald, gedepreserveerd, getest, zo nodig gerepareerd en klaargemaakt voor transport. Tot de onderhoudswerkzaamheden behoorde in voorkomende gevallen ook het verven van voertuigen. Het verven gebeurde door middel van spotpainting met een verfkwast of (bij grote oppervlakken) door middel van het spuiten met een spuitpistool. Het verwijderen van oude verflagen gebeurde door middel van handmatig schuren of (bij grote oppervlakken) door middel van stralen met behulp van straalgrit.

3.1.3.

De aard van de werkzaamheden op de POMS-sites (opslag en onderhoud militair materieel) bracht het werken met gevaarlijke stoffen, waaronder stoffen die Chroom-6 bevatten, met zich. Op de POMS-sites is onder meer met chroomhoudende verf en met Chemical Agent Resistant Coating (hierna: CARC) gewerkt. CARC maakt het mogelijk militair materieel na een chemische besmetting te reinigen zonder dat de verf wordt aangetast. Voor zover bekend is CARC niet chroomhoudend. Wanneer CARC op een chroomhoudende grondlaag is aangebracht, kan bij het verwijderen van deze coating de chroomhoudende grondlaag vrijkomen.

3.1.4.

Onbeschermde blootstelling aan chroomhoudende verf en CARC met chroomhoudende onderlaag kan gezondheidsrisico’s opleveren. Chroom-6 verbindingen die in het lichaam terecht komen, worden omgezet in Chroom-3 verbindingen. Omzetting van een chroom-6-verbinding in een Chroom-3-verbinding buiten een (lichaams)cel is niet schadelijk voor de gezondheid, vindt omzetting daarentegen in een cel plaats dan kan schade aan die cel ontstaan.

3.1.5.

[appellant 2] , [appellant 3] , [appellant 4] en [appellant 5] zijn (als ambtenaar) werkzaam geweest op de POMS-sites van [vestigingsplaats 5] en/of [vestigingsplaats 6] . [appellant 2] heeft hier van 1 maart 1984 tot en met 1 november 2006 als allroundmechanicus werkzaamheden verricht. [appellant 3] was van 1984 tot en met 2006 aanvankelijk werkzaam op de afdeling Preservations en later als magazijnmedewerker. [appellant 4] was van 1 maart 1987 tot en met 1 april 1989 als Servicer Preservation (technicus) werkzaam en [appellant 5] heeft van 1 maart 1984 tot en met eind 2006 als Mechanic Wheels monteur gewerkt op de POMS-sites.

3.1.6.

Sinds augustus 2013 heeft de Staat van diverse (voormalig) POMS-medewerkers meldingen ontvangen van door hen ondervonden ziektes, die mogelijk veroorzaakt worden door het werken met chroomverf en CARC. Naar aanleiding van deze meldingen heeft de minister van Defensie (hierna: de minister) een onderzoek ingesteld naar het gebruik van chroomhoudende verf en CARC binnen defensie en de mogelijke gezondheidsrisico’s die dat met zich brengt. Dit onderzoek wordt uitgevoerd c.q. gecoördineerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en begeleid door een paritaire commissie, die op haar beurt is ondersteund door het Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP). Het CAOP is een onafhankelijke stichting die het onderzoek faciliteert door het verstrekken van noodzakelijke informatie en die tevens dient als aanspreekpunt voor (oud) defensiemedewerkers en hun relaties met vragen over CARC en Chroom-6.

3.1.7.

In afwachting van de onderzoeksresultaten van het RIVM heeft de minister voor schrijnende gevallen een coulanceregeling (hierna: de regeling) getroffen, inhoudende dat bij een ‘voorstelbare relatie’ tussen werkzaamheden met Chroom-6 en de aandoening waaraan de defensiemedewerker lijdt, een tegemoetkoming wordt uitgekeerd. Hiervoor is tevens vereist dat de defensiemedewerker gedurende één jaar of langer in een functie werkzaam is geweest zoals vermeld in Bijlage I bij de regeling en de aandoening waaraan de defensiemedewerker lijdt, is opgenomen in Bijlage II van de regeling. De tegemoetkoming wordt niet teruggevorderd als de aansprakelijkheid blijkt te ontbreken (artikel 4.1 van de regeling). De regeling is niet bedoeld als erkenning van aansprakelijkheid (artikel 1.2 lid 2 van de regeling).

3.1.8.

[appellant 2] , [appellant 3] en [appellant 4] hebben op basis van de regeling een vergoeding ontvangen. Aan [appellant 2] is bij besluit van 12 mei 2015 een vergoeding van € 7.500,-- toegekend, omdat hij lijdt aan slokdarmkanker en allergisch contacteczeem. [appellant 3] heeft bij besluit van 26 augustus 2015 een vergoeding van € 5.000,-- toegekend gekregen wegens de aandoeningen allergisch beroepsastma, allergisch contacteczeem en een immunologische aandoening anders dan een allergie. Aan [appellant 4] is bij besluit van 30 juni 2015 een vergoeding van

€ 5.000,-- toegekend in verband met allergisch contacteczeem en chroomzweren. Het beroep van [appellant 5] op de regeling is bij besluit van 12 oktober 2015 afgewezen, omdat - zo staat in het besluit - de aandoeningen waaraan hij lijdt niet in Bijlage II van de regeling zijn opgenomen.

3.1.9.

[appellant 2] (bij brief van 23 augustus 2013), [appellant 3] (bij brief van 4 juni 2014), [appellant 4] (bij e-mail van 21 augustus 2014) en [appellant 5] (bij brief van 12 augustus 2014) hebben het Ministerie van Defensie aansprakelijk gesteld voor de door hen beweerdelijk geleden en in de toekomst nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van de blootstelling aan lichaamsvreemde agressieve stoffen bij de uitvoering van hun werkzaamheden op de POMS-sites. Het Ministerie van Defensie heeft bij brief (van 3 april 2014, 23 juni 2014, 20 juni 2014 respectievelijk 27 augustus 2014) kenbaar gemaakt de behandeling van de aansprakelijkheid aan te houden in afwachting van de resultaten van nader onderzoek.

3.1.10.

Bij verzoekschrift van 2 oktober 2014 hebben [appellant 2] en [appellant 3] de rechtbank verzocht een voorlopig getuigenverhoor te gelasten naar de aard van de werkzaamheden op de POMS locaties [vestigingsplaats 5] en [vestigingsplaats 6] en de contacten met CARC en overige gevaarlijke stoffen, de eventuele aan- en afwezigheid van de gehanteerde veiligheidsmaatregelen en informatieverstrekking over gezondheidsrisico’s. Dit voorlopig getuigenverhoor heeft op 25 maart 2015 en 13 april 2015 plaatsgevonden, waarbij negen (voormalig) POMS-medewerkers zijn gehoord: [appellant 2] , [appellant...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT