Uitspraak Nº 200.238.057/01. Gerechtshof Amsterdam, 2019-09-24
ECLI | ECLI:NL:GHAMS:2019:3550 |
Date | 24 Septiembre 2019 |
Docket Number | 200.238.057/01 |
Court | Gerechtshof Amsterdam (Nederland) |
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.238.057/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/629825 / HA ZA 17-564
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 september 2019
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats 1] ,
appellant,
advocaat: mr. I. Rhodes te Amsterdam,
tegen
gevestigd te Amsterdam,
advocaat: mr. D.J.A. Vesters te Amsterdam,
2. [geïntimeerde sub 2],
wonend te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. T.G. Gijtenbeek te Amsterdam,
geïntimeerden.
Partijen worden hierna [appellant] , Coster en [geïntimeerde sub 2] genoemd. Geïntimeerden gezamenlijk worden ook wel aangeduid als Coster c.s.
[appellant] is bij dagvaarding van 19 maart 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2017, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en Coster c.s. als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord van Coster, met producties
- memorie van antwoord van [geïntimeerde sub 2] .
Partijen hebben de zaak ter zitting van 13 februari 2019 doen bepleiten door hun in de aanhef van dit arrest genoemde advocaten, allen aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, Coster c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van € 92.231,40 aan hoofdsom en € 2.053,75 inclusief BTW aan buitengerechtelijke kosten, beide bedragen te vermeerderen met wettelijke rente, met hoofdelijke veroordeling van Coster c.s. in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.
Coster en [geïntimeerde sub 2] hebben ieder afzonderlijk geconcludeerd, zakelijk weergegeven, tot niet-ontvankelijk verklaring van [appellant] in zijn hoger beroep, althans tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van, naar het hof begrijpt, het geding in hoger beroep, met nakosten en rente.
[appellant] en Coster hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.4 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
[appellant] is tourgids voor welgestelde Chineessprekenden die zich in Nederland willen vestigen, dan wel in Nederland willen investeren. [A] (hierna: [A] ) is ook tourgids voor welgestelde Chineessprekenden in Nederland.
[appellant] heeft [A] gevraagd om op 7 december 2015 een klant van hem, [B] (verder: [B] ), van Schiphol op te halen, te begeleiden naar een afspraak in Amsterdam en met hem te lunchen. Dit heeft [A] gedaan en [appellant] heeft daarvoor een bedrag aan [A] betaald van € 260,-.
[A] heeft [B] op 7 december 2015...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT