Uitspraak Nº 200.241.805. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-09-24
ECLI | ECLI:NL:GHARL:2019:7664 |
Docket Number | 200.241.805 |
Date | 24 Septiembre 2019 |
Court | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland) |
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.241.805
arrest van de pachtkamer van 24 september 2019
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ASR Levensverzekering N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in conventie, verweerster in voorwaardelijke reconventie,
hierna: ASR,
advocaat: mr. E.H.M. Harbers,
tegen:
[pachter] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie,
hierna: [pachter] ,
advocaat: mr. B. Nijman.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 26 maart 2019 hier over, behalve waar onder 2.3 staat dat [pachter] in 1985 zijn vader als pachter is opgevolgd. Dat moet 1995 zijn.
Het verdere verloop blijkt uit:
- de akte uitlating van ASR,
- de akte houdende uitlating van [pachter] .
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.
In het tussenarrest heeft het hof de vraag beantwoord of de verpachter bij het einde van de pachtovereenkomst recht heeft op overdracht van fosfaatrechten. Het hof oordeelde dat de fosfaatrechten in beginsel van de pachter zijn en dat er geen reden is de rechten aan de verpachter over te dragen bij het einde van de pacht. Als partijen in de pachtovereenkomst niets (anders) zijn overeengekomen, is de pachter alleen verplicht tot overdracht van fosfaatrechten aan de verpachter indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- tussen verpachter en pachter bestond op 2 juli 2015 een reguliere pachtovereenkomst of een geliberaliseerde pachtovereenkomst die bij het aangaan 12 jaar of langer duurt;
- het betreft hoevepacht of pacht van minimaal 15 ha grond of pacht van een gebouw; het gebouw moet specifiek zijn ingericht voor de melkveehouderij en voor de uitoefening daarvan noodzakelijk zijn en door de verpachter ten behoeve van het bedrijf van de pachter aan de pachter ter beschikking zijn gesteld;
- de fosfaatrechten worden voor 50% toegerekend aan de gebouwen en 50% aan de grond die de pachter op 2 juli 2015 ten behoeve van het gehouden vee ten dienste stonden en naar verhouding toegerekend aan het gepachte;
- de verpachter dient aan de pachter 50% van de marktwaarde van de over te dragen fosfaatrechten per datum einde pachtovereenkomst te betalen.
De juridische grondslag voor dit oordeel is gevonden in de aard van de pachtovereenkomst en de eisen van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW).
In zijn akte trekt [pachter] terecht de conclusie dat de verpachter moet stellen en zo nodig bewijzen dat aan de voorwaarden voor overdracht is voldaan. ASR heeft gesteld dat er op 2 juli 2015 tussen partijen een reguliere pachtovereenkomst liep die een hoeve, in het bijzonder een melkveebedrijf, betrof. Daarmee heeft ASR voldoende gesteld. [pachter] betwist vervolgens niet dat er sprake is geweest van hoevepacht gedurende een periode van meer dan 12 jaar, maar volgens [pachter] betekent dat nog niet dat hij fosfaatrechten aan ASR moet overdragen. Onder verwijzing naar de rechtsoverwegingen 3.15 en 3.16 van het tussenarrest heeft hij betwist dat de bedrijfsgebouwen specifiek waren ingericht...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT