Uitspraak Nº 200.242.837_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-01-31

ECLIECLI:NL:GHSHE:2019:323
Docket Number200.242.837_01
Date31 Enero 2019
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

Uitspraak : 31 januari 2019

Zaaknummer : 200.242.837/01

Zaaknummer eerste aanleg : 6596466 AZ VERZ 18-4

in de zaak in hoger beroep van:

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant in principaal hoger beroep,

verweerder in incidenteel hoger beroep,

hierna aan te duiden als [appellant] ,

advocaat: mr. M. Burgers te Bladel,

tegen

[de vennootschap 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

en

[de vennootschap 2]

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verweersters in principaal hoger beroep,

appellanten in incidenteel hoger beroep,

hierna ook in enkelvoud aan te duiden als [verweerster]

advocaat: mr. W.A.A. van Kuijk te Tilburg.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, van 16 april 2018.

2 Het geding in hoger beroep
2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 16 juli 2018;

  • -

    het verweerschrift inclusief incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen ter griffie op 3 september 2018;

  • -

    het verweerschrift in incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen ter griffie op 27 september 2018;

  • -

    een brief van mr. Burgers van 8 november 2018 met als bijlage productie 7, ingekomen ter griffie op 12 november 2018;

  • -

    een faxbrief van mr. Van Kuijk van 5 november 2018 met als bijlage productie 54;

- de op 16 november 2018 gehouden mondelinge behandeling, waarbij zijn gehoord:

- [appellant] , bijgestaan door mr. Burgers;

  • -

    [verweerster] , bijgestaan door mr. Van Kuijk.

  • -

    de raadslieden hebben hun standpunten nader toegelicht aan de hand van overgelegde pleitnotities;

  • -

    ter zitting is door [appellant] ook in het geding gebracht een “akte naar aanleiding van nieuw verzoek”, die vooraf is toegestuurd en op 5 november 2018 ter griffie is ingekomen.

2.2.

Met partijen is ter zitting afgesproken dat zij het hof uiterlijk 30 november 2018 zouden laten weten of zij een minnelijke regeling hebben getroffen. Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken en het hof gevraagd om een beschikking te geven. Ter zitting is meegedeeld dat de beschikking op 17 januari zou worden gegeven. De uitspraak is nader bepaald op vandaag.

3 De beoordeling

In het principaal en incidenteel hoger beroep

3.1.

De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking een aantal feiten vastgesteld, die in hoger beroep niet ter discussie staan. Ook het hof zal van die feiten uitgaan:

3.1.1.

[appellant] , geboren op [geboortedatum] 1979, is op 1 juli 2011 in dienst getreden bij [de vennootschap 1] in de functie van manager financiële en juridische zaken voor 38 uur per week. Met ingang van 1 januari 2018 zijn [de vennootschap 1] en [de vennootschap 2] gefuseerd. Sindsdien is nog sprake van één vennootschap met de naam [de vennootschap 2]

3.1.2.

Art. 2.2 van de arbeidsovereenkomst geeft als functieomschrijving: “het op managementniveau verrichten van financiële en juridische werkzaamheden ten behoeve van de onderneming van de werkgever en de met haar gelieerde ondernemingen, dit alles in de meest ruime zin van het woord genomen.”

3.1.3.

Op 2 februari 2015 is [appellant] vanwege medische klachten arbeidsongeschikt geraakt.

3.1.4.

In de loop der tijd zijn spanningen ontstaan tussen [directeur-eigenaar] , directeur-eigenaar van [verweerster] en [appellant] .

3.1.5.

Er hebben twee mediationtrajecten plaatsgevonden. Deze hebben niet tot een oplossing tussen partijen geleid.

3.1.6.

[appellant] heeft [verweerster] in 2017 gedagvaard in kort geding en betaling van achterstallig loon en vakantiegeld gevorderd, alsmede toelating in de eigen functie in verband met de re-integratie dan wel tot re-integratie conform het advies van de arbeidsdeskundige. Bij vonnis van 28 juli 2017 zijn deze vorderingen afgewezen.

3.2.

Bij verzoekschrift, ontvangen op 22 januari 2018 ter griffie bij de rechtbank Zeeland-West Brabant, heeft [verweerster] verzocht om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond) met toekenning van een transitievergoeding aan [appellant] .

Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juni 2018 ontbonden en [verweerster] veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 16.230,24 bruto.

3.3.

[appellant] heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en -kort weergegeven- verzocht:

- primair:

[verweerster] te bevelen om de arbeidsovereenkomst te herstellen op verbeurte van een dwangsom;

- subsidiair:

aan [appellant] een billijke vergoeding toe te kennen ten laste van [verweerster] als bedoeld in art. 7:683 lid 3 BW ten bedrage van € 225.000,-- bruto, althans een vergoeding die het hof redelijk acht;
- meer subsidiair:

- aan [appellant] een billijke vergoeding toe te kennen ten laste van [verweerster] als bedoeld in art. 7:683 BW ten bedrage van € 100.000,---, althans een vergoeding die het hof redelijk acht, alsook een billijke vergoeding als bedoeld in art. 7:671b lid 8 aanhef en onder c van € 100.000,--, althans een vergoeding die het hof redelijk acht;

- uiterst subsidiair
voor het geval dat het hof de ontbinding in stand laat een transitievergoeding toe te kennen van € 16.640,--;

alles met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten in eerste en tweede aanleg, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na de dag van de uitspraak.

3.4.

[verweerster] heeft verweer gevoerd en in incidenteel beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de toegekende transitievergoeding, met veroordeling van [appellant] tot terugbetaling van de onverschuldigd betaalde transitievergoeding van € 16.230,24 en tot betaling van € 29.790,72 ter zake van schadevergoeding/onderzoekskosten...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT