Uitspraak Nº 200.244.280_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2020-04-28

ECLIECLI:NL:GHSHE:2020:1445
Docket Number200.244.280_01
Date28 Abril 2020
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.244.280/01

arrest van 28 april 2020

in de zaak van

[Psychologie] Psychologie B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellante in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel

hierna aan te duiden als [appellante] ,

advocaat: mr. K.J. Breedijk te Loon op Zand,

tegen

[Project] Project B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde in principaal appel, appellante in incidenteel appel,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. T. Delmée te Tilburg,

op het bij exploot van dagvaarding van 31 juli 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 2 mei 2018, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, gewezen tussen [appellante] als gedaagde en [geïntimeerde] als eiseres.

1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 6098885 CV EXPL 17-4048)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep;

  • -

    de memorie van grieven met zeven producties waaronder de gedingstukken uit de eerste aanleg;

  • -

    de memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel;

  • -

    de memorie van antwoord in incidenteel appel;

  • -

    de aantekeningen van de griffier van de zitting in eerste aanleg;

  • -

    het faxbericht van [geïntimeerde] van 2 maart 2020 omtrent het niet verschijnen ter zitting;

  • -

    het bericht van het hof van 3 maart 2020;

  • -

    het pleidooi, waarbij [geïntimeerde] niet is verschenen;

  • -

    het H-formulier van 14 februari 2020 met de producties I en II die [appellante] bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3 De beoordeling

De feiten in principaal en incidenteel appel

3.1.

In rov. 3.1 van het bestreden vonnis heeft de kantonrechter feiten vastgesteld. Tegen deze feitenvaststelling hebben partijen geen grieven gericht. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de feiten waarvan in dit geschil wordt uitgegaan.

3.1.1.

Op 6 juli 2016 zijn partijen een huurovereenkomst met een looptijd van ten minste 15 jaren met elkaar aangegaan, waarbij [appellante] ten behoeve van een psychologenpraktijk bedrijfsruimte van [geïntimeerde] zou gaan huren in het pand dat is gelegen aan het [adres] te [vestigingsplaats] (hierna: het gehuurde). De aanvangshuurprijs bedroeg volgens deze overeenkomst
€ 43,868,00 per jaar, oftewel € 3.655,67 per maand, te vermeerderen met een voorschot van € 671,60 per maand voor de levering van diensten en € 57,12 per maand voor administratiekosten. Op de huurovereenkomst zijn de “Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW’(ROZ-model 2015) van toepassing.

Ingevolge artikel 3.1 van de huurovereenkomst is de ingangsdatum van de huur “de 1e dag van de maand rond of op de datum van oplevering (…), naar verwachting 1 oktober 2016” en is de overeenkomst aangegaan voor een periode van 15 jaren.

Verder is in artikel 12 van de huurovereenkomst het volgende opgenomen:

Opschortende voorwaarden

12.1

Deze huurovereenkomst is voorts aangegaan onder de opschortende voorwaarde dat vóór 1 augustus 2016:

(…)

Verhuurder voor tenminste 70% van het totale project een overeenkomst heeft gesloten conform dit model tenzij Verhuurder huurder schriftelijk informeert, dat ondanks het niet vervuld zijn van deze voorwaarde de verbintenissen voortvloeiende uit deze overeenkomst toch hun werking hebben verkregen en;

Verhuurder het perceel grond/het gebouw waarop/waarin het gezondheidscentrum wordt gerealiseerd in eigendom dan wel het gebruiksrecht daarvan heeft verkregen

(…)

12.2

Indien en zodra Verhuurder vermoedt dat één of meerdere van de in 12.1 genoemde opschortende voorwaarden niet zal/zullen zijn vervuld vóór 1 augustus 2016, heeft Verhuurder het recht deze termijn eenmalig met maximaal 6 maanden te verlengen. Verhuurder zal Huurder hiervan vóór 1 augustus 2016 schriftelijk op de hoogte stellen.

12.3

Indien niet wordt/niet kan worden voldaan aan de voorwaarden zoals omschreven in 12.1, ook niet binnen de verlengde termijn zoals omschreven in 12.2, wordt geacht de onderhavige overeenkomst niet tot stand te zijn gekomen en zijn partijen in dat geval over en weer geen (schade)vergoeding, hoe ook genaamd, aan elkaar verschuldigd.

3.1.2.

In een e-mail van 9 februari 2016 van de heer [de directeur van appellante] , directeur van [appellante] , (hierna: [de directeur van appellante] ) aan de heer [de directeur van geintimeerde] , directeur van [geïntimeerde] (hierna: [de directeur van geintimeerde] ) staat onder meer het volgende:

Als ik het goed begrepen heb, dan ben jij eigenaar van het ene deel van het pand en een van de huisartsen eigenaar van het andere deel.

3.1.3.

In een e-mail van 31 augustus 2016 van de heer [medewerker van geintimeerde] van [geïntimeerde] aan [de directeur van appellante] staat onder meer het volgende:

In overleg met de aannemer is de voorlopige ingangsdatum van de huur (art. 3.1 huurovk.) vastgesteld op 1 december 2016. De definitieve ingangsdatum wordt nog uiterlijk één maand van tevoren doorgegeven.

3.1.4.

In een e-mail van 3 oktober 2016 van [de directeur van appellante] aan [de directeur van geintimeerde] staat onder meer het volgende:

“...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT