Uitspraak Nº 200.245.716_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2020-04-28

ECLIECLI:NL:GHSHE:2020:1446
Docket Number200.245.716_01
Date28 Abril 2020
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer gerechtshof 200.245.716/01

(zaaknummer kantonrechter rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, 6479808 \ CV EXPL 17-9022)

arrest van 28 april 2020

in de zaak van

de besloten vennootschap

[de vennootschap 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,

appellante in het hoger beroep,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [appellante] ,

advocaat : mr. R.W. Janssen te Heerlen,

tegen:

de besloten vennootschap

[de vennootschap 2] , mede handelend onder de naam Innovation Connect,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,

geïntimeerde in het hoger beroep,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: [geïntimeerde] ,

advocaat : mr. S.J.M. Masselink.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 21 maart 2018 dat de kantonrechter (rechtbank Limburg, burgerlijk recht, zittingsplaats Roermond) heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep
2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van 21 juni 2018 mede houdende memorie van grieven, met producties,

- de memorie van antwoord, met producties,

- een akte rectificatie van de zijde van [geïntimeerde] , houdende productie 4.

2.2.

Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.3.

[appellante] vordert - samengevat - het bestreden vonnis te vernietigen en [geïntimeerde] alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans haar die vorderingen te ontzeggen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede nakosten.

3 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.1.

[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg - samengevat - gevorderd [appellante] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 11.234,38, vermeerderd met de wettelijke rente van 8% per jaar over € 7.295,06 vanaf de datum van dagvaarding, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten.

3.2.

Het gaat om een vordering tot betaling van vier onbetaald gebleven facturen voor een totaalbedrag van € 7.295,06. [geïntimeerde] stelt dat zij (althans haar rechtsvoorganger) daarvoor werkzaamheden heeft verricht op basis van een overeenkomst van opdracht van 14 september 2011. De werkzaamheden hielden in advisering op het gebied van subsidies en fiscale besparingen. In het contract is vermeld dat dit is gesloten tussen Currency Connect B.V. en [Beleggingen] Beleggingen B.V. De vraag is of de procespartijen [appellante] en [geïntimeerde] over en weer elkaars contractspartij zijn bij de overeenkomst. [appellante] betwist dat. Voor zover deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, betwist [appellante] bij dupliek de facturen. Daarbij beroept zij zich op het bestaan van een afspraak tussen partijen dat de facturen als niet verzonden konden worden beschouwd. Ook betwist [appellante] de facturen inhoudelijk.

3.3.

De kantonrechter heeft bij vonnis van 21 maart 2018 de vordering toegewezen.

4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1.

[appellante] heeft vijf grieven tegen het bestreden vonnis gericht en toegelicht.

Grief 1 komt op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het inhoudelijke verweer tegen de facturen bij dupliek door [appellante] te laat is gedaan en dat met dit verweer geen rekening kan worden gehouden. De grieven 2 en 3 zien op de vraag of partijen elkaars contractspartij zijn. Met grief 4 voert [appellante] inhoudelijk verweer tegen de facturen. Grief 5 is een bezemgrief.

4.2.

Als eerste zal worden beoordeeld of [appellante] en [geïntimeerde] partij zijn bij de overeenkomst van 14 september 2011. In het contract staat als opdrachtgever vermeld [Beleggingen] Beleggingen B.V., [adres 1] te [vestigingsplaats 2] en alle daaraan gelieerde ondernemingen. Als opdrachtnemer staat vermeld Currency Connect B.V., [adres 2] te [vestigingsplaats 3] .

4.3.

[appellante] stelt dat uit het contract volgt dat niet zij, maar [Beleggingen] Beleggingen B.V. contractspartij is. [appellante] heeft evenwel geen verweer gevoerd tegen de stelling van [geïntimeerde] dat [appellante] een aan [Beleggingen] Beleggingen gelieerde onderneming is. [geïntimeerde] heeft er daarbij op gewezen dat uit het als productie 10 bij repliek overgelegde besluit van het Agentschap NL van het Ministerie van Economische zaken, landbouw en innovatie van 13 juli 2012 blijkt dat [Beleggingen] Beleggingen - kennelijk via [Participaties] Participaties B.V. - de moedermaatschappij is van [appellante] en dat beide ondernemingen - evenals [Participaties] Participaties B.V. - op hetzelfde adres zijn gevestigd. Bovendien heeft zij alle stukken aan [appellante] gestuurd en zien de besluiten en beschikkingen van het Agentschap NL, waarop de werkzaamheden en dus ook de facturen betrekking hebben, op de onderneming van [appellante] en bestaat er geen inhoudelijke relatie met [Beleggingen] Beleggingen. Dit is door [appellante] onvoldoende weersproken.

Gelet op het voorgaande, bezien in samenhang met de vermelding in de overeenkomst dat [Beleggingen] Beleggingen en alle daaraan gelieerde ondernemingen (cursivering Hof) de opdrachtgever van de werkzaamheden is, moet de conclusie zijn dat [appellante] partij is bij de overeenkomst. In zoverre faalt grief 3.

4.4.

Vervolgens zal worden beoordeeld of [geïntimeerde] de contractspartij van [appellante] is, waar in de overeenkomst...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT