Uitspraak Nº 200.248.497/01 en 200.249.342/01. Gerechtshof Den Haag, 2020-07-21

ECLIECLI:NL:GHDHA:2020:1300
Docket Number200.248.497/01 en 200.249.342/01
Date21 Julio 2020
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

afdeling civiel recht

zaaknummers: 200.248.497/01

200.249.342/01

zaaknummers rechtbank Rotterdam: C/10/555181 / KG ZA 18-822

C/10/556626 / KG ZA 18-908

arrest van 21 juli 2020

in de gevoegde zaken van

1 AMSPEC B.V.,

gevestigd te Rozenburg,

2. [werknemer 1],

wonende te [woonplaats 1] ,

appellanten in principaal beroep,

geïntimeerden in incidenteel beroep,

advocaat: mr. J.J. Margry te Amsterdam,

tegen

SAYBOLT NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Vlaardingen,

geïntimeerde in principaal beroep,

appellante in incidenteel beroep,

advocaat: mr. M. Rodriguez Escudero te Leiden;

en

1 AMSPEC B.V.,

gevestigd te Rozenburg,

2. [werknemer 2],

wonende te [woonplaats 2] ,

appellanten in principaal beroep,

geïntimeerden in incidenteel beroep,

advocaat: mr. J.J. Margry te Amsterdam,

tegen

SAYBOLT NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Vlaardingen,

geïntimeerde in principaal beroep,

appellante in incidenteel beroep,

advocaat: mr. M. Rodriguez Escudero te Leiden.

1 Het geding in hoger beroep

In de zaak met zaaknummer 200.248.497/01:

Partijen worden hierna Amspec, [werknemer 1] en Saybolt genoemd.

In deze zaak heeft het hof op 16 juli 2019 een arrest in het incident tot voeging uitgesproken. Bij dat arrest heeft het hof Saybolt niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot voeging van de beide zaken op de grond dat Saybolt in de onderhavige zaak geen belang meer heeft bij haar verzoek nu die zaken al gevoegd zijn. Het hof heeft de beslissing omtrent de kosten van het voegingsincident aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak en de gevoegde zaken verwezen naar de rol voor het nemen van memorie van antwoord in beide zaken. Voor het procesverloop tot 16 juli 2019 verwijst het hof naar dat arrest.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van antwoord in principaal hoger beroep tevens houdende memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met wijziging van eis in kort geding, met producties;

- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties.

In de zaak met zaaknummer 200.249.342/01:

Partijen worden hierna Amspec, [werknemer 2] en Saybolt genoemd.

In deze zaak heeft het hof op 16 juli 2019 een arrest in het incident tot voeging uitgesproken. Bij dat arrest heeft het hof de voeging bevolen van de beide zaken, de beslissing omtrent de kosten van het voegingsincident aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak en de gevoegde zaken verwezen naar de rol voor het nemen van memorie van antwoord in beide zaken. Voor het procesverloop tot 16 juli 2019 verwijst het hof naar dat arrest.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van antwoord in principaal hoger beroep tevens houdende memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met wijziging van eis in kort geding, met producties;

- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties.

In beide zaken:

Partijen hebben ter zitting van 8 mei 2020 hun standpunten doen toelichten, Amspec, [werknemer 1] en [werknemer 2] door mr. Margry voornoemd en mr. M. IJkhout, eveneens advocaat te Amsterdam, en Saybolt door mr. E.A. van Win en mr. P. van Herk, beiden advocaat te Leiden, allen aan de hand van pleitaantekeningen die aan het hof zijn overgelegd. Partijen hebben van beide zijden bij die gelegenheid nadere stukken in het geding gebracht. Ter zitting hebben partijen het hof bevestigd dat al hetgeen ter zitting in de ene zaak is gesteld, aangevoerd en overgelegd, ook in de andere zaak als gesteld, aangevoerd en overgelegd heeft te gelden en omgekeerd. De zitting heeft plaatsgehad per video-verbinding. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Ten slotte is arrest gevraagd.

2 Feiten

In beide zaken:

De voorzieningenrechter heeft in de bestreden vonnissen (ECLI:NL:RBROT:2018:7978 en ECLI:NL:RBROT:2018:7979) onder 2 de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

Het gaat in deze zaken, samengevat, om het volgende.

( a) Saybolt is onderdeel van de Core Laboratories-groep (hierna: de CL-groep). De CL-groep is actief op het gebied van laboratoriumanalyses en inspecties van vloeistoffen en grondstoffen in de petroleum- en biofuel gerelateerde industrie en in de markt van vloeibare oliën en vetten. De CL-groep heeft wereldwijd vestigingen en laboratoria. De tophoudstervennootschap van de CL-groep is Core Laboratories Inc. (hierna: CoreLab). Saybolt is gespecialiseerd in kwaliteitsanalyses van olieproducten, (bio)brandstoffen, chemicaliën en gassen en het uitvoeren van inspecties om hoeveelheden vast te stellen en de kwaliteit gedurende transport te waarborgen. Bij Saybolt zijn ongeveer 350 personen werkzaam.

( b) Amspec is onderdeel van de Amspec-groep. De Amspec-groep richt zich op de inspectie, analyse, meting en testing binnen de petroleum-, chemie- en gasindustrie. De Amspec-groep heeft wereldwijd vestigingen en laboratoria.

( c) Saybolt en Amspec zijn concurrenten van elkaar.

( d) [werknemer 1] , geboren op [geboortedatum] 1967, is op 19 november 1990 in dienst getreden bij Saybolt. Laatstelijk bekleedde hij de functie van [functienaam 1] , tegen een salaris van € 4.810,97 bruto per maand exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.

( e) [werknemer 2] , geboren op [geboortedatum] 1967, is op 8 januari 2001 in dienst getreden bij Saybolt. Laatstelijk bekleedde hij de functie van [functienaam 2] , tegen een salaris van € 4.947,48 bruto per maand exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.

( f) In de arbeidsovereenkomsten van [werknemer 1] en [werknemer 2] met Saybolt is een geheimhoudings-, concurrentie- en relatiebeding opgenomen. Voor het concurrentie- en relatiebeding geldt een termijn van één jaar. Aan alle genoemde bedingen is een boetebeding verbonden.

( g) In juni 2018 heeft [werknemer 1] aan Saybolt meegedeeld dat hij een functie bij Amspec had aanvaard. Bij brief van 25 juni 2018 heeft [werknemer 1] zijn arbeidsovereenkomst met Saybolt opgezegd tegen 31 augustus 2018. In die brief stond vermeld dat [werknemer 1] een nieuwe baan gevonden had zonder dat daarbij een ingangsdatum van die nieuwe baan vermeld stond. Saybolt heeft [werknemer 1] laten weten hem te zullen houden aan het concurrentiebeding en de overige bedingen in zijn arbeidsovereenkomst. Bij brief van 29 juni 2018 aan Saybolt heeft de advocaat van [werknemer 1] meegedeeld dat [werknemer 1] per 1 september 2018 in dienst wenste te treden bij Amspec en is Saybolt verzocht het non-concurrentiebeding per de beëindigingsdatum van de arbeidsovereenkomst buiten werking te stellen. Saybolt heeft dat geweigerd. Bij brief van 16 juli 2018 heeft Saybolt Amspec meegedeeld dat [werknemer 1] is gebonden aan een concurrentiebeding. Zij heeft Amspec gesommeerd om [werknemer 1] op geen enkele wijze te werk te stellen gedurende de duur van het concurrentiebeding en om te bevestigen dat Amspec zich per direct zal onthouden van het (direct of indirect) benaderen en/of wegkopen van werknemers bij Saybolt. Bij e-mail van 19 juli 2018 aan de advocaat van Saybolt heeft de advocaat van [werknemer 1] meegedeeld dat er voor [werknemer 1] niets anders op zit dan een kortgedingprocedure te entameren en de rechter te vragen het concurrentiebeding te schorsen. Bij brief van 24 juli 2018 heeft Amspec aan Saybolt geschreven dat Amspec geen werknemers in dienst neemt die nog aan een concurrentiebeding gebonden zijn. Daar is aan toegevoegd dat de arbeidsovereenkomst van [werknemer 1] pas per 1 september 2019 ingaat. Nadat [werknemer 1] en Amspec eerder een arbeidsovereenkomst met ingang van 1 september 2018 hadden gesloten - van welke arbeidsovereenkomst in deze procedure geen afschrift is overgelegd en ook de essentialia niet bekend gemaakt zijn -, hebben zij op 23 juli 2018 een nieuwe arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten. Daarin is bepaald dat [werknemer 1] met ingang van 1 september 2019, dan wel zo veel eerder als het non-concurrentiebeding van Saybolt buiten werking zou worden gesteld, in dienst zou treden bij Amspec in de functie van [functienaam 3] . Het overeengekomen salaris bedraagt € 110.000,- bruto per jaar inclusief vakantiebijslag en exclusief overige emolumenten, waaronder een mogelijke bonus van maximaal 15% van het bruto jaarsalaris.

( h) Op 12 juni 2018 heeft [werknemer 2] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met Amspec ondertekend, waarin was vermeld dat hij op 1 oktober 2018 in dienst zou treden bij Amspec. Op 23 juli 2018 heeft [werknemer 2] met Amspec een nieuwe arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten, waarin is bepaald dat [werknemer 2] met ingang van 1 oktober 2019 dan wel zo veel eerder als het non-concurrentiebeding van Saybolt buiten werking zou worden gesteld, in dienst zou treden bij Amspec in de functie van [functienaam 3] . Het overeengekomen salaris bedraagt € 110.000,- bruto per jaar inclusief vakantiebijslag en exclusief overige emolumenten, waaronder een mogelijke bonus van maximaal 15% van het bruto jaarsalaris. Bij brief van 23 juli 2018 heeft [werknemer 2] aan Saybolt meegedeeld dat hij de arbeidsovereenkomst met Saybolt wenste te beëindigen per 1 oktober 2018, omdat hij een nieuwe baan had gevonden. Saybolt heeft [werknemer 2] laten weten hem te zullen houden aan het non-concurrentiebeding en de overige bedingen in zijn arbeidsovereenkomst. Bij brief van 26 juli 2018 heeft Saybolt Amspec meegedeeld dat [werknemer 2] is gebonden aan een concurrentiebeding. Zij heeft Amspec gesommeerd om [werknemer 2] niet in dienst te nemen en op geen enkele wijze te werk te stellen gedurende de duur van het concurrentiebeding. Bij brief van 30 juli 2018 aan Saybolt heeft [werknemer 2] meegedeeld dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT