Uitspraak Nº 200.249.921/01. Gerechtshof Den Haag, 2019-09-17

ECLIECLI:NL:GHDHA:2019:2398
Docket Number200.249.921/01
Date17 Septiembre 2019
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.249.921/01

Zaaknummer rechtbank : C/10/546981 / HA RK 18-263

beschikking van 17 september 2019

inzake

1 het kerkgenootschap De Gereformeerde Kerk (Vrijgemaakt) te Dordrecht,

2. de Kerkenraad van de Gereformeerde Kerk (Vrijgemaakt) te Dordrecht,

beide gevestigd te Dordrecht,

verzoeksters in principaal appel,

verweersters in incidenteel appel,

hierna gezamenlijk te noemen: de Kerk,

advocaat: mr. P.T. Pel te Hattem,

tegen

[verweerster] ,

wonend te [woonplaats] ,

verweerster in principaal appel,

verzoekster in incidenteel appel,

hierna te noemen: [verweerster] ,

advocaat: mr. A.B. Bouter te Barneveld.

1 Het verloop van het geding
1.1

Bij beroepschrift dat bij het hof is binnengekomen op 20 november 2018 is de Kerk in hoger beroep gekomen tegen een tussen partijen gegeven beschikking van 21 augustus 2018 van de rechtbank Rotterdam. De Kerk heeft vijf grieven tegen de bestreden beschikking aangevoerd en toegelicht en heeft producties overgelegd.

1.2

Bij verweerschrift in hoger beroep heeft [verweerster] de grieven bestreden en producties overgelegd. [verweerster] heeft incidenteel appel ingesteld en heeft daarbij vijf grieven aangevoerd en toegelicht.

1.3

De Kerk heeft bij verweerschrift in incidenteel appel de grieven van [verweerster] bestreden.

1.4

Op 21 mei 2019 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen hun zaak hebben doen toelichten door hun advocaten aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden. De Kerk heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek verminderd en vraagt niet langer dat [verweerster] wordt veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep. Het proces-verbaal maakt deel uit van het procesdossier.

1.5

Ten slotte is uitspraak bepaald op heden.

2 Ontvankelijkheid
2.1

Met grief 1 in principaal appel heeft de Kerk naar voren gebracht dat [verweerster] in eerste aanleg ten onrechte uitsluitend de kerkenraad in de procedure heeft betrokken. De Kerk heeft toegelicht dat de kerkenraad een orgaan van de Kerk is en geen rechtspersoonlijkheid heeft. Om die reden kan de kerkenraad als zodanig niet in rechte worden betrokken. De rechtbank had [verweerster] dan ook niet-ontvankelijk dienen te verklaren in haar verzoek jegens de kerkenraad.

2.2

Vast staat dat de kerkenraad geen rechtspersoonlijkheid heeft en niet zelf in rechte kan optreden. In zoverre slaagt de grief. Het hof stelt echter vast dat de Kerk zich – kennelijk om die reden – zowel in principaal als in incidenteel hoger beroep als procespartij heeft gesteld. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de Kerk nogmaals te kennen gegeven het juridisch onjuist te achten dat de kerkenraad in eerste aanleg als procespartij is opgetreden. Dit neemt niet weg dat de Kerk op zichzelf geen bezwaar heeft tegen het voortzetten van de procedure op haar naam. Het hof begrijpt dat in dit geschil de standpunten van de Kerk en de kerkenraad gelijkluidend zijn, dat de Kerk ervan op de hoogte was dat de kerkenraad de procedure in eerste aanleg heeft gevoerd en dat de Kerk niet is benadeeld door deze gang van zaken. Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de Kerk – en niet de kerkenraad – geacht moet worden al vanaf aanvang van de procedure bij de rechtbank procespartij te zijn geweest. In zoverre faalt de grief.

2.3

Uit het vorenstaande volgt dat het hof de kerkenraad niet-ontvankelijk zal verklaren in het principaal hoger beroep; [verweerster] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar incidenteel hoger beroep tegen de kerkenraad.

3 Inleiding
3.1

De rechtbank heeft in de bestreden beschikking onder 2.1 en 2.2 een aantal feiten vastgesteld. Daartegen zijn geen grieven gericht of bezwaren ingebracht, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.

3.2.

Het gaat in deze zaak om het volgende.

  • -

    i) [verweerster] is lid van de Kerk.

  • -

    ii) Bij brief van 29 december 2017 heeft [verweerster] onder verwijzing naar de artt. 35 en 36 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) de Kerk verzocht om haar een aantal documenten te doen toekomen waarin haar persoonsgegevens zijn verwerkt, met het oog op haar recht op correctie dan wel haar recht op verwijdering van verkeerde gegevens. Verder heeft zij in deze brief een aantal vragen gesteld over de door haar opgevraagde gegevens/documenten.

  • -

    iii) Bij brief van 27 januari 2018 heeft de Kerk aan [verweerster] geantwoord dat zij in haar ledenregister de volgende informatie over haar heeft opgenomen: naam, adres, telefoonnummer, mailadres, geboortedatum, geslacht, het feit dat zij belijdend lid is, haar gezinssamenstelling, de wijk waarin haar adres ressorteert en een introductietekst die zijzelf ten behoeve de gemeentegids heeft aangeleverd. De Kerk heeft ook de vragen beantwoord die [verweerster] over deze gegevens heeft gesteld.

3.3

[verweerster] heeft vervolgens op 7 maart 2018 een verzoek ingediend bij de rechtbank teneinde – kort gezegd – van de Kerk inzage te krijgen in (de documenten waarin) haar persoonsgegevens (zijn verwerkt). Zij heeft zich beroepen op de Wbp en het Privacyreglement van de Kerk.

3.4

[verweerster] heeft haar verzoek als volgt toegelicht. Zij is er zeker van dat haar binnen de Kerk onrecht wordt aangedaan en dat er sprake is van smaad en laster ten aanzien van haar persoon. [verweerster] stelt dat zij lange tijd heeft getracht dit binnen de daartoe geëigende wegen, via het kerkrecht, op te lossen, maar dat de Kerk haar de documenten onthoudt waarin haar schade wordt berokkend. Doordat zij geen inzage in deze documenten heeft, kan zij zich ook niet verweren. Bovendien wordt de kring van personen die de schadelijke informatie over haar kan lezen, gestaag groter omdat de kerkenraad telkens van samenstelling wisselt. Voor [verweerster] maakt inzage in de documenten onlosmakelijk deel uit van de verzoening waarnaar ook de Kerk zegt te streven. Verder wil [verweerster] na ontvangst van de desbetreffende stukken nagaan of het nodig is de vastgelegde gegevens te laten corrigeren of te laten verwijderen.

3.5

De Kerk heeft verweer gevoerd. Zij heeft aangevoerd dat het hier gaat om een fishing expedition en dat het maar zeer de vraag is of het hier gaat om gegevens die onder de Wbp vallen. De Kerk is van mening dat [verweerster] op grond van de Wbp geen aanspraak kan maken op de ontvangst van kopieën van de door haar bedoelde documenten. Verder is zij van mening dat het verzoek van [verweerster] mede ziet op interne kerkelijke stukken (correspondentie tussen kerkenraadsleden, persoonlijke visies) en dat deze niet onder het recht op inzage vallen. Voor andere documenten geldt dat deze al bij [verweerster] bekend zijn, onder meer omdat het gaat om besluiten die [verweerster] persoonlijk betreffen en die in haar bezit zijn. Tot slot heeft de Kerk aangevoerd dat zij niet (meer) over alle documenten beschikt waarin [verweerster] inzage wenst.

3.6

Op 22 mei 2018 heeft bij de rechtbank een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het proces-verbaal van de comparitie maakt melding van de aanwezigheid van de heer [X] (hierna: [X] ). Verder vermeldt het proces-verbaal dat [verweerster] het volgende te kennen heeft gegeven:

“Er is een uittreksel uit de ledenadministratie verstrekt. Er zijn echter veel meer persoonsgegevens verwerkt. Een voormalig lid van de Kerkenraad, [X] , heeft tegenover haar bevestigd dat bij de Kerkenraad een dossier over het conflict met [verweerster] voorhanden is, met onder andere een advies van ds [naam dominee] , alsmede brieven van gemeenteleden.”

Verder vermeldt het proces-verbaal:

“ [X] heeft toegelicht dat hij uit hoofde van zijn inmiddels geëindigde lidmaatschap van de Kerkenraad nog over een dossier beschikt met stukken betreffende het conflict met [verweerster] . Hij is door geheimhouding gebonden maar is bereid een inhoudsopgave van bij hem voorhanden stukken in het geding te brengen.”

De Kerk heeft blijkens het proces-verbaal te kennen gegeven in beginsel geen bezwaar ertegen te hebben dat [X] een inhoudsopgave van deze stukken in het geding brengt. De rechtbank heeft ter comparitie besloten dat

“ [X] (…) in de gelegenheid [wordt] gesteld (namens de Kerkenraad) de inhoudsopgave van het bij hem nog voorhanden dossier aangaande het conflict met [verweerster] in het geding te brengen”.

De rechtbank heeft verder beslist dat – kort gezegd - beide partijen zich over deze inhoudsopgave kunnen uitlaten.

3.7

[X] heeft vervolgens een inhoudsopgave in het geding gebracht, waarop beide partijen hebben gereageerd. De documenten in de inhoudsopgave zijn genummerd op basis van de datum van het desbetreffende stuk, bijvoorbeeld: een document dat dateert van 24 augustus 2015 heeft als nummer 150824. Het hof zal hieronder deze nummering aanhouden.

3.8

In de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van [verweerster] beoordeeld aan de hand van de inhoudsopgave van [X] . Dit heeft geleid tot het volgende eindoordeel:

- de Kerk dient de documenten [documentnummers] aan [verweerster] te verstrekken en aan haar duidelijk te maken wie in het bezit is van deze documenten en wat het doel is van de gegevensverwerking van document [documentnummer] ;

- de Kerk dient ten aanzien van een aantal documenten aan [verweerster] duidelijk te maken wie in het bezit is van de documenten en wat het doel is van de gegevensverwerking;

- de Kerk dient de documenten [documentnummers] aan [verweerster] te verstrekken en hierbij duidelijk te maken wie in het bezit is van deze documenten en wat het doel is van de gegevensverwerking;

- de overige verzoeken van [verweerster] zijn...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT