Uitspraak Nº 200.250.537_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2020-12-22

ECLIECLI:NL:GHSHE:2020:3970
Date22 Diciembre 2020
Docket Number200.250.537_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.250.537/01

arrest van 22 december 2020

in de zaak van

1 [appellant 1] ,
wonende te [woonplaats] ,

2. [appellant 2] ,
wonende te [woonplaats] ,

appellanten in principaal hoger beroep,

geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,

hierna gezamenlijk aan te duiden als [appellanten] , en afzonderlijk als [appellant 1] en [appellant 2]

advocaat: mr. R.P.V.W. Willems te ‘s-Hertogenbosch,

tegen

[de vennootschap] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

appellante in incidenteel hoger beroep,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. B.J.M.P. Cremers te Breda,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 29 januari 2019 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer C/02/336053 / HA ZA 17-655 gewezen vonnis van 13 juni 2018.

5 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenarrest van 29 januari 2019 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;

  • -

    het proces-verbaal van de comparitie van 19 februari 2019;

  • -

    de memorie van grieven in principaal hoger beroep met één productie;

  • -

    de memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;

  • -

    de memorie van antwoord in incidenteel hoger.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6 De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep

Waar het geschil over gaat.

6.1

Het gaat in deze zaak, zakelijk weergegeven, in hoger beroep nog om het volgende.

[appellanten] zijn advocaten en vormden in 2012 een maatschap. Zij hebben in of omstreeks november 2012 een overeenkomst van opdracht gesloten met [geïntimeerde] . De opdracht aan [geïntimeerde] hield, kort gezegd, in dat [geïntimeerde] de waarde van de onderneming van [appellanten] zou vaststellen en dat zij het toetredingstraject van een beoogde nieuwe maat (de heer [broer van appellant 1] , broer van [appellant 1] ) zou begeleiden. [geïntimeerde] (in de persoon van senior corporate finance adviseur [finance adviseur] ; hierna: [finance adviseur] ) voerde vervolgens namens [appellanten] de onderhandelingen over de toetreding met [broer van appellant 1] . In verband met de uitvoering van deze opdracht heeft [finance adviseur] een berekening gemaakt van het bedrag dat [broer van appellant 1] voor zijn toetreding tot de maatschap zou moeten betalen. Die berekening is blijkens een brief van [finance adviseur] aan de maatschap van 3 oktober 2013 onder andere gebaseerd op de daarin vermelde waardering van de inbreng van [broer van appellant 1] in de maatschap. [appellanten] verwijten [geïntimeerde] , voor zover in hoger beroep nog aan de orde, dat [finance adviseur] bij die berekening een fout heeft gemaakt, waardoor het toetredingsbedrag dat [broer van appellant 1] moest betalen (en ook betaald heeft) € 16.272,00 te laag is vastgesteld. [geïntimeerde] heeft daarmee volgens [appellanten] niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht genomen. [geïntimeerde] heeft erkend dat zij een fout heeft gemaakt bij de berekening. [broer van appellant 1] weigert het te weinig betaalde bedrag alsnog na te betalen. [appellanten] vorderen dat [geïntimeerde] dit bedrag als schadevergoeding betaalt aan hen. [geïntimeerde] weigert om het gevorderde bedrag aan [appellanten] te betalen.

Het oordeel van de rechtbank.

6.2.1.

De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld dat niet in geschil is dat bij het opstellen van de brief van 3 oktober 20131, waarin onder meer de waardering van de inbreng van [broer van appellant 1] in de maatschap is weergegeven, door [finance adviseur] een denkfout is gemaakt. De waarde van de inbreng van [broer van appellant 1] , die bestond uit de omzet van één klant ten bedrage van € 48.815,00, heeft [finance adviseur] volledig in mindering gebracht op de door [broer van appellant 1] te betalen toetredingsprijs. Daarbij heeft hij uit het oog verloren dat [broer van appellant 1] zelf ook voor 1/3 meedeelde in die omzet en dat daarom slechts 2/3 van het hiervoor genoemde bedrag (€ 32.543,00) als inbreng in mindering strekte op de te betalen toetredingsprijs. Daardoor is de toetredingsprijs tot een bedrag van € 16.272,00 te laag vastgesteld.

6.2.2.

[geïntimeerde] heeft zich tegen de vordering van [appellanten] onder meer verweerd met een beroep op eigen schuld van [appellanten] (artikel 6:101 BW). De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan [appellanten] kan worden toegerekend. Daarvan, aldus de rechtbank, kan sprake zijn als [appellanten] nalaten hun schade te beperken, terwijl dit redelijkerwijze wel van hun kan worden verlangd. Gelet op wat [geïntimeerde] ter onderbouwing van haar verweer heeft aangevoerd heeft de rechtbank onderzocht in hoeverre een vordering van [appellanten] tegen [broer van appellant 1] op grond van nakoming dan wel dwaling kansrijk is en of het voeren van zo’n procedure redelijkerwijs van hen kan worden gevergd.

6.2.3.

De rechtbank heeft geoordeeld dat zij een vordering tot nakoming tegen [broer van appellant 1] niet kansrijk acht, zodat [appellanten] de schade niet via die weg konden en hoefden te beperken.

Voor wat betreft de mogelijkheid om een vordering tegen [broer van appellant 1] in te stellen op grond van (wederzijdse) dwaling is de rechtbank van oordeel, dat [broer van appellant 1] met succes aan [appellanten] zou kunnen tegenwerpen dat de dwaling in hun risicosfeer ligt en dat die omstandigheid een tegen [broer van appellant 1] in te stellen vordering op grond van dwaling onzeker maakt.

De rechtbank oordeelt verder dat niet gebleken is dat [appellanten] serieus met [broer van appellant 1] in gesprek zijn gegaan om onderling tot een voor hen alle drie rechtvaardige oplossing te komen. Dit had volgens de rechtbank wel van hen verwacht mogen worden. Op dit punt hebben [appellanten] verzuimd hun schade te beperken, terwijl dat redelijkerwijs wel van hun gevergd had mogen worden. Om die reden rekent de rechtbank de helft van de schade aan [appellanten] toe en moet [geïntimeerde] € 8.136,00 aan [appellanten] betalen.

Het oordeel van het hof

6.3.

Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep vanwege de

samenhang gezamenlijk beoordelen.

6.4.

Uitgangspunt bij de verdere beoordeling is dat vast staat dat [finance adviseur] bij de berekening van de door [broer van appellant 1] te betalen toetredingsprijs een fout heeft gemaakt. Die fout bestond erin dat de inbreng van de omzet van [broer van appellant 1] geheel in mindering is gebracht op die toetredingsprijs, terwijl dit slechts voor 2/3 had moeten gebeuren. Verder staat vast dat daardoor de toetredingsprijs ten onrechte voor een bedrag van € 16.272,00 te laag is vastgesteld. Daarmee staat ook vast dat [geïntimeerde] niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht heeft genomen.

6.5.

Het debat tussen partijen gaat in hoger beroep in de eerste plaats over de vraag of er sprake is van eigen schuld in de zin dat [appellanten] nagelaten hebben om ter beperking van de schade een vordering uit nakoming subsidiair dwaling in te stellen tegen [broer van appellant 1] dan wel met hem een (indringend) gesprek te voeren om hem te bewegen het bedrag dat hij bij zijn toetreding te weinig heeft betaald alsnog na te betalen. Dit debat komt daarmee neer op de vraag of de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan [appellanten] kan worden toegerekend en, zo ja, welke gevolgen dat moet hebben voor de schadevergoedingsvordering van [appellanten]

[geïntimeerde] betoogt dat [appellanten] zo’n vordering tegen [broer van appellant 1] hadden moeten instellen dan wel (ten minste) zo’n indringend gesprek met [broer van appellant 1] hadden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT