Uitspraak Nº 200.251.478_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-10-31

ECLIECLI:NL:GHSHE:2019:4017
Docket Number200.251.478_01
Date31 Octubre 2019
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer : 200.251.478/01

zaaknummer rechtbank : C/01/332584 / FA RK 18-1607

beschikking van de meervoudige kamer van 31 oktober 2019

inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in principaal hoger beroep,

verweerder in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen te Utrecht,

tegen

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder in principaal hoger beroep,

verzoeker in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. E. Geerings te Veldhoven.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 september 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

De man is op 17 december 2018 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.

2.2

De vrouw heeft op 12 februari 2019 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.

2.3

De man heeft op 14 maart 2019 een verweerschrift in incidenteel appel ingediend.

2.4

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 21 augustus 2018;

- de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 20 augustus 2019;

- de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 4 september 2019.

2.5

De mondelinge behandeling heeft op 17 september 2019 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3 De feiten
3.1

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.

3.2

Het huwelijk van partijen is op 20 februari 2012 ontbonden door echtscheiding.

3.3

Partijen zijn de ouders van:

- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ;

- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] .

De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw.

3.4

Bij echtscheidingsbeschikking van 6 februari 2012 heeft de rechtbank Rotterdam, voor zover thans van belang, bepaald dat de man met ingang van 22 december 2011 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna ook: kinderalimentatie) op de gemeenschappelijke kinderrekening zal voldoen een bedrag van € 228,-- per maand en de vrouw een bedrag van € 329,-- per maand.

Partijen hebben voorts aanvullende afspraken gemaakt, welke afspraken zijn vastgelegd in een aanvullend convenant d.d. 22 december 2011. Vervolgens zijn partijen een wijziging overeengekomen als gevolg waarvan de man maandelijks een bedrag van € 691,-- (2018) op de kinderrekening stort.

3.5.

Bij voormelde echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de vrouw zal zijn en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de man. [minderjarige 1] woont feitelijk bij de vrouw sinds medio september 2017 en staat met ingang van 18 mei 2018 ingeschreven op het adres van de vrouw.

4 De omvang van het geschil zowel in principaal als incidenteel appel
4.1

Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, met wijziging van de beschikking van 6 februari 2012 en de nadien bij partijen genoegzaam bekend zijnde afspraken voor wat betreft de door de man te betalen kinderalimentatie, bepaald dat deze bijdrage met ingang van 18 mei 2018 nader wordt bepaald op € 407,50 per kind per maand. De verzoeken van partijen met betrekking tot de kinderrekening heeft de rechtbank afgewezen.

4.2

De grieven van de man zien op de wijzigingsgrond, de ingangsdatum, de behoefte van de stiefkinderen van de man, de draagkracht van de vrouw en de draagkracht van de man.

De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de kinderalimentatie en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de man als kinderalimentatie aan de vrouw dient te voldoen een bedrag van € 210,-- per kind per maand met ingang van de door het hof te geven beschikking, althans een bijdrage en een ingangsdatum als het hof juist acht. In het verweerschrift in incidenteel appel heeft de man zijn verzoek gewijzigd in die zin dat hij verzoekt de door hem te betalen kinderalimentatie vast te stellen op € 226,-- per kind per maand.

4.3

De grieven van de vrouw zien op de ingangsdatum, de draagkracht van de man en de kinderrekening.

De vrouw verzoekt de door de man aangevoerde grieven als ongegrond en/of onbewezen te verwerpen. Verder verzoekt de vrouw de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de kinderalimentatie en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de man met ingang van 1 oktober 2017 als kinderalimentatie dient te voldoen € 426,71 per kind per maand, althans een zodanig bedrag en ingangsdatum als het hof juist acht, alsmede te bepalen dat de man nog een bedrag van € 2.288,10 aan de vrouw dient over te maken, althans een zodanig bedrag als het hof juist acht.

4.4

De man verzoekt de vrouw (deels) niet-ontvankelijk te verklaren in haar incidenteel appel, althans hetgeen door de vrouw is verzocht af te wijzen.

5 De motivering van de beslissing

Schorsing uitvoerbaarverklaring bij voorraad

5.1

Ter zitting heeft de advocaat van de man het hof medegedeeld het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in te trekken. Dit brengt mee dat het hof de man in dit verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren.

Wijziging van omstandigheden

5.2

Nu de advocaat van de man ter zitting heeft aangegeven dat ervan kan worden uitgegaan dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, behoeft de daarop betrekking hebbende grief van de man geen nadere bespreking meer.

Ingangsdatum/terugwerkende kracht

5.3.1

De door rechtbank vastgestelde ingangsdatum, 18 mei 2018, is tussen partijen in geschil.

5.3.2

De man voert aan dat partijen onderling afspraken hebben gemaakt die afweken van de standaard alimentatienormen, waardoor hij nimmer rekening heeft kunnen houden met de zeer zware financiële aanslag. Het was niet meer dan normaal geweest om als ingangsdatum de datum van de beschikking toe te passen, ook omdat de handelwijze via de kindrekening per die datum is gestaakt. Nadat [minderjarige 1] volledig bij de vrouw is gaan wonen en geen contact meer met de man had, wilde de vrouw geen aanvullende of gewijzigde afspraken maken over de bijdrage op de kinderrekening. De vrouw heeft geen signalen gegeven...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT