Uitspraak Nº 200.251.410/01. Gerechtshof Amsterdam, 2020-04-14

ECLIECLI:NL:GHAMS:2020:1103
Date14 Abril 2020
Docket Number200.251.410/01
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.251.410/01

zaaknummer/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 6613829/CV EXPL 18-566

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 april 2020

inzake

[X] ONROEREND GOED B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellante,

advocaat: mr. B.O. Eschweiler te Amsterdam,

tegen

1 MELIORA MIDDENMEER C.V.,

gevestigd te Middenmeer,

2. [Y],

3. [Z],

beiden wonend te [woonplaats] ,

geïntimeerden,

advocaat: mr. B.P.J.M.L. Vliexs te Nijmegen.

Appellante wordt hierna [X] genoemd. Geïntimeerden worden gezamenlijk Meliora (enkelvoud) genoemd en ieder afzonderlijk Meliora C.V., [Y] en [Z] .

1 Het geding in hoger beroep

[X] is bij dagvaarding van 23 november 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, (hierna: de kantonrechter), van 3 oktober 2018, onder bovenvermeld zaaknummer/rolnummer gewezen tussen [X] als eiseres en Meliora als gedaagde.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met producties;

- memorie van antwoord, met producties.

Partijen hebben de zaak ter zitting van 25 februari 2020 doen bepleiten door hun genoemde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Beide partijen hebben nog producties in het geding gebracht. Ten slotte is arrest gevraagd.

[X] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de hierna te noemen vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van Meliora in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten.

Meliora heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten.

Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2 Feiten
2.1

De door de kantonrechter onder 2. van het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn niet betwist. Ook het hof zal daar van uitgaan, voor zover in hoger beroep nog van belang. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

2.2

Meliora huurt met ingang van 1 april 2016 van [X] bedrijfsruimtes aan de [adres] . [Y] en [Z] zijn de beherend vennoten van Meliora.

Artikel 1.1 van de door partijen ondertekende huurovereenkomst (hierna: de huurovereenkomst) vermeldt dat het gehuurde bestemd is voor de exploitatie van een tuincentrum, voor opslag van vuurwerk en voor opslag van gas en dat deze ruimtes nader zijn aangegeven met de nummers 11, 4, 5, 6 en 7 op een aan de huurovereenkomst gehechte tekening.

2.3

Volgens artikel 3.1 van de huurovereenkomst is deze aangegaan voor de duur van drie jaren, derhalve tot 1 april 2019. Artikel 4.1 bepaalt dat de huurprijs voor de periode tot en met 31 december 2016 € 24.900,-- excl. btw bedraagt en daarna, op jaarbasis, € 40.000,-- excl. btw. Per 1 januari 2017 hebben partijen de huurovereenkomst aangepast in die zin dat de huur € 35.000,-- excl. btw per jaar bedraagt.

2.4

Voorafgaand aan de huurovereenkomst had Meliora de onroerende zaken van waaruit de onderneming werd geëxploiteerd zelf in eigendom. Toen zij in 2015 financieel in zwaar weer kwam te verkeren is een aantal maatregelen getroffen waaronder sanering van openstaande schulden en de verkoop van genoemde onroerende zaken aan [X] (hierna: het reddingsplan).

2.5

Bij deurwaardersexploot van 29 maart 2018 heeft [X] de huurovereenkomst opgezegd tegen 1 april 2019.

2.6

Bij e-mail van 30 augustus 2018 heeft [X] aan Meliora een op 26 augustus 2018 gedateerde factuur gestuurd inzake een huurverhoging over de periode 1 januari 2018 tot en met 31 augustus 2018.

2.7

Bij e-mail van 25 maart 2019 heeft [X] aan Meliora facturen gestuurd met betrekking tot huurverhogingen van 2017-2018 en 1e kwartaal 2019.

3 Beoordeling
3.1

[X] heeft in eerste aanleg na eisvermeerdering, zakelijk weergegeven, gevorderd:

I hoofdelijke veroordeling van Meliora tot betaling aan [X] van een bedrag van € 18.150,-- met rente;

II primair een verklaring voor recht dat [X] de huurovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd, met verplichting tot ontruiming per 1 april 2019, op straffe van verbeurte van een dwangsom,

subsidiair ontbinding van de huurovereenkomst, met bepaling van de datum waarop het gehuurde dient te zijn ontruimd, op straffe van verbeurte van een dwangsom;

III de proceskosten waaronder de beslagkosten van € 1.991,60 en de nakosten.

3.2

De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis de vordering onder I toegewezen, de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige vorderingen afgewezen. De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat de huurachterstand van € 18.150,-- geen ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, omdat die achterstand het jaar 2016 betreft, partijen dienaangaande afwijkende afspraken hebben gemaakt, het geruime tijd onduidelijk was hoe die luidden en Meliora de lopende huur steeds betaalt. De opzegging tegen 1 april 2019 was niet rechtsgeldig, aldus de kantonrechter.

3.3

Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT