Uitspraak Nº 200.252.841/01. Gerechtshof Amsterdam, 2020-07-14

ECLIECLI:NL:GHAMS:2020:2010
Docket Number200.252.841/01
Date14 Julio 2020
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.252.841/01

zaaknummer rechtbank Amsterdam : 6216384 CV EXPL 17-18283

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 juli 2020

inzake

[appellant] ,

wonend te [woonplaats] ,

appellant,

advocaat: mr. S.F.H. Jellinghaus te Tilburg,

tegen

RANDSTAD TRANSPORT B.V.,

gevestigd te Diemen,

geïntimeerde,

advocaat: mr. A. Keizer te Amsterdam.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Randstad genoemd.

[appellant] is bij dagvaarding van 7 januari 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 16 oktober 2018, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en Randstad als gedaagde.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met producties;

- memorie van antwoord, met producties;

- akte van de zijde van [appellant] ;

- antwoordakte van de zijde van Randstad.

Ten slotte is arrest gevraagd.

[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - de hierna onder 3.1 vermelde vorderingen van [appellant] , voor zover door de kantonrechter afgewezen, alsnog zal toewijzen met veroordeling van Randstad in de kosten van de procedure in beide instanties, met rente.

Randstad heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in beide instanties, met rente en nakosten.

Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs aangeboden.

2 Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1, 1.1 tot en met 1.5 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Grief I houdt in dat de kantonrechter in r.o. 1.2 ten onrechte heeft overwogen dat uit de artikelen 6 en 7 van de ABU cao blijkt dat de beloning en de vakantiedagen van [appellant] gebaseerd zijn op de BGV cao. Daarmee zal hierna rekening worden gehouden. De door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn overigens in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Het gaat in deze zaak, voor zover in hoger beroep van belang, om het volgende.

2.1

[appellant] is met ingang van 5 januari 2015 in dienst getreden van Randstad op basis van een uitzendovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 3 september 2016.

2.2

Vanaf 5 september 2016 heeft [appellant] werkzaamheden verricht in dienst van Randstad op basis van een detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met

1 januari 2017, aanvankelijk verlengd tot en met 5 maart 2017 en vervolgens tot en met maart 2018, waarop de ABU cao voor uitzendkrachten van toepassing is verklaard.

2.3

Uit de artikelen 6 en 7 van de detacheringsovereenkomst volgt dat de beloning en de vakantiedagen van [appellant] gebaseerd zijn op de cao voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de mobiele kranen (hierna: cao BGV).

2.4

[appellant] is gedurende genoemde overeenkomsten ter beschikking gesteld aan KLM N.V. Aircraft Services (hierna: KLM), waar hij als vrachtwagenchauffeur bij de KLM Tankdienst werkzaam was.

2.5

Per 27 april 2017 heeft [appellant] zijn detacheringsovereenkomst met Randstad opgezegd.

3 Beoordeling
3.1

[appellant] heeft in eerste aanleg na vermindering van eis gevorderd de veroordeling van Randstad tot betaling van € 2.341,- bruto (over 2015) en € 1.971,- bruto (over 2016) aan achterstallig loon, met wettelijke verhoging, € 955,50 netto aan op het salaris ingehouden scholingskosten, met wettelijke rente, en € 994,40 aan vergoeding van juridische kosten, een en ander met veroordeling van Randstad in de proceskosten. [appellant] heeft daartoe gesteld dat hij op grond van artikel 7:611 BW juncto artikel 8 lid 1 sub a van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (hierna: Waadi) recht heeft op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden als die gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van KLM. Hoewel de KLM cao een lager uurloon kent dan de cao BGV, zijn de toeslagen voor onregelmatig werk en ploegendienst veel gunstiger, gaan de salarissen van KLM-personeel jaarlijks een periodiek omhoog en verstrekt KLM bovendien een eindejaarsuitkering en winstuitkering aan haar werknemers. Randstad heeft [appellant] over de jaren 2015 en 2016 te weinig loon betaald en ten onrechte een bedrag van

€ 955,50 netto op zijn loon ingehouden, aldus [appellant] . Randstad heeft verweer gevoerd.

3.2

De kantonrechter heeft overwogen, voor zover in hoger beroep nog van belang, dat ingevolge artikel 8 lid 1 van de Waadi een uitzendkracht in beginsel recht heeft op ten minste hetzelfde loon en overige vergoedingen als die welke gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt. Artikel 8 lid 3 (hof: thans lid 4) van de Waadi staat afwijking bij CAO toe van lid 1. De situaties waarop de voorwaarden in deze bepaling zien, doen zich in casu niet voor. Artikel 19 van de ABU cao geeft de uitzendkracht recht op de ‘inlenersbeloning’ en artikel 20 van de ABU cao noemt de elementen waaruit deze is samengesteld. Omdat in lid 2 van dat artikel wordt gesproken van ‘uitsluitend’ het geldende periodeloon en in de volgende componenten geen melding wordt gemaakt van een eindejaarsuitkering of een winstuitkering zoals die in de KLM cao zijn opgenomen, hoeven die componenten niet te worden meegenomen in de vergelijking. Het loon op grond van de KLM cao bedraagt dan minder dan het loon dat aan [appellant] is uitbetaald. Ook als de toeslagen voor onregelmatig werk en ploegendienst worden berekend op de manier die [appellant] heeft bepleit, leidt dit er niet toe dat hij nog loon te vorderen heeft. Met uitzondering van de vordering tot betaling van € 955,50 ter zake van scholingskosten, welke vordering is toegewezen tot een bedrag van € 995,50, heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. Tegen laatstgenoemde beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met acht grieven op. Randstad bestrijdt de grieven.

3.3

Aan grief I is reeds aandacht besteed bij de vaststelling van de feiten waarvan het hof uitgaat. Met de grieven II tot en met V betoogt [appellant] dat de eindejaarsuitkering en winstuitkering dienen te worden meegenomen in de vergelijking tussen het aan [appellant] uitbetaalde loon en het loon op grond van de KLM cao. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

3.4

Tussen partijen staat niet ter discussie dat in deze zaak artikel 8 van de Waadi van toepassing is. Artikel 8 van de Waadi luidde in de jaren 2015-2016 en voor zover in deze procedure van belang als volgt:

“1. De ter beschikking gestelde arbeidskracht heeft recht op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden als die welke gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt:

a. met betrekking tot het loon en overige vergoedingen;

b. op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst of andere niet wettelijke bepalingen van algemene strekking die van kracht zijn binnen de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, met betrekking tot de arbeidstijden, daaronder begrepen overwerk, rusttijden, arbeid in nachtdienst, pauzes, de duur van vakantie en het werken op feestdagen.

(…)

3. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden afgeweken van het eerste (…) lid, mits:

a. indien de periode gedurende welke wordt afgeweken in duur is beperkt, die overeenkomst voorziet in een regeling op grond waarvan misbruik door elkaar opvolgende perioden van terbeschikkingstelling wordt voorkomen; en

b. indien het een collectieve overeenkomst betreft die van toepassing is op de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, die overeenkomst bepalingen bevat op grond waarvan een werkgever zich ervan moet verzekeren dat de aan zijn onderneming...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT