Uitspraak Nº 200.253.320/01. Gerechtshof Amsterdam, 2020-12-22

ECLIECLI:NL:GHAMS:2020:3619
Docket Number200.253.320/01
Date22 Diciembre 2020
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht,

team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer : 200.253.320/01

zaaknummer rechtbank : C/15/271238/HA ZA 18-159

arrest van de meervoudige familiekamer van 22 december 2020

inzake

1 [de vrouw] ,

wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,

2. [dochter van de vrouw],

wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,

appellanten,

tevens incidenteel geïntimeerden,

advocaat: mr. T. Nieuwenhuis te Haarlem,

tegen:

[de man] ,

wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,

geïntimeerde,

tevens incidenteel appellant,

advocaat: mr. D.E.M. Boukens te Purmerend.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna de vrouw, [dochter van de vrouw] en de man genoemd.

De vrouw en [dochter van de vrouw] zijn bij dagvaarding van 17 januari 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 31 oktober 2018, gewezen tussen de vrouw en [dochter van de vrouw] als eiseressen in conventie, tevens verweersters in reconventie en de man als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven tevens vermeerdering van eis, met producties;

- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;

- memorie van antwoord in incidenteel appel, met productie.

Partijen hebben de zaak ter zitting van 30 januari 2020 doen bepleiten door hun respectieve advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. De man heeft nog een productie in het geding gebracht.

Ten slotte is arrest gevraagd.

De vrouw en [dochter van de vrouw] hebben in principaal appel geconcludeerd dat het hof - uitvoerbaar bij voorraad - het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover hun vorderingen in eerste aanleg zijn afgewezen en, opnieuw rechtdoende:

I de man zal veroordelen binnen zeven dagen na betekening van dit arrest € 2.650,- aan de vrouw te betalen, nu de man de bij de vrouw in eigendom zijnde pony “ [pony 1] ” inclusief tuig en zadel zonder haar toestemming heeft verkocht en haar tevens de uit de verkoop voortvloeiende inkomsten niet heeft doen toekomen, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag en termijn;

II de man zal veroordelen binnen zeven dagen na betekening van dit arrest € 2.600- aan [dochter van de vrouw] te betalen, nu de man de bij [dochter van de vrouw] in eigendom zijnde pony “ [pony 2] ” inclusief tuig en zadel zonder haar toestemming heeft verkocht en haar tevens de uit de verkoop voortvloeiende inkomsten niet heeft doen toekomen, althans een door het hof in goede justitie te betalen bedrag en termijn;

III de man zal veroordelen binnen zeven dagen na betekening van dit arrest de advertentiekosten voor de oproep op Marktplaats met betrekking tot pony [pony 2] ad € 360,- aan de vrouw te betalen, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag en termijn;

IV de man zal veroordelen binnen zeven dagen na betekening van dit arrest de door de vrouw met eigen middelen gedane investeringen in de woning van de man ad € 20.602,-, vermeerderd met de wettelijke rente die op grond van de samen-levingsovereenkomst daarover betaald dient te worden aan de vrouw te betalen, althans een door het hof in goede justitie te betalen bedrag en termijn;

V de man zal veroordelen binnen zeven dagen na betekening van dit arrest de door de vrouw teveel betaalde kosten van de gemeenschappelijke huishouding ad € 100.332,- aan de vrouw te betalen, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag en termijn;

VI de man zal veroordelen binnen zeven dagen na dagtekening van dit arrest het door de vrouw aan de man geleende bedrag ad € 10.000,- aan de vrouw terug te betalen, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag en termijn;

VII de man zal veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de nakosten en de wettelijke rente in het geval dat de man de onder de proceskostenveroordeling vallende bedragen niet binnen zeven dagen na betekening van dit arrest mocht hebben voldaan.

De man heeft in principaal appel geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vrouw, althans het gevorderde af te wijzen en de vrouw te veroordelen in de proceskosten van de man.

In incidenteel appel concludeert de man het bestreden vonnis deels te vernietigen en – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – opnieuw rechtdoende:

1. de vordering van de vrouw ten aanzien pony [pony 1] af te wijzen, aangezien pony [pony 1] eigendom was van de man, waardoor hij de pony mocht verkopen en geen bedrag aan de vrouw verschuldigd is;

2 de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van een bedrag van € 83.296,35, dan wel een door het hof te bepalen bedrag, vanwege de verplichting van de vrouw om op grond van artikel A van de samenlevingsovereenkomst mee te dragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.

In incidenteel appel hebben de vrouw en [dochter van de vrouw] geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van de man.

Alle drie de partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2 Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.5 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3 Beoordeling
3.1.

Aan dit geschil ligt het volgende ten grondslag. De man en de vrouw hebben vanaf 2006 een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij hebben samengewoond in een woning te [plaats B] , waarvan de man eigenaar is (hierna: de woning). De vrouw heeft de woning op 13 augustus 2017 verlaten. [dochter van de vrouw] is de – meerderjarige - dochter van de vrouw uit een eerdere relatie.

3.2.

Partijen hebben op 24 oktober 2007 een samenlevingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst is door de man bij brief van 30 augustus 2017 ontbonden. In de samenlevingsovereenkomst is – voor zover in hoger beroep van belang - het volgende opgenomen:

“A. KOSTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJK HUISHOUDING.

1. 1. Uitgaven ten behoeve van de gewone gang van de huishouding worden gedaan ten laste van een nader door partijen te bepalen bank- of girorekening en/of een kas.

2. Partijen verplichten zich maandelijks naar evenredigheid van de netto-inkomsten uit arbeid bij te dragen aan voormelde rekening en/of kas, zodanig dat daarmee de kosten van de gewone gang van de huishouding kunnen worden bestreden.

3. Indien te eniger tijd de inkomsten uit arbeid niet toereikend zijn om de kosten van de gewone gang van de huishouding te bestrijden, is iedere partij gehouden naar evenredigheid van zijn/haar vermogen bij te dragen aan voormelde rekening en/of kas.

4. Uitgaven ten behoeve van de huishouding

Tot de uitgaven ten behoeve van de gewone gang van de huishouding worden ondermeer gerekend:

1. de maandelijks verschuldigde rente van een hypothecaire geldlening waarvoor hypotheekrechten zijn gevestigd op een door partijen tezamen bewoonde woning;

2. (...)

3. de onroerende zaakbelasting en andere heffingen ter zake van het registergoed voor zover zij betrekking hebben op de gezamenlijk bewoonde woning en de uitgaven voor dagelijks onderhoud en verzekering daarvan;

4. de kosten van gebruikelijke verzekeringen met uitzondering van de onder D. genoemde overlijdensrisicoverzekeringen;

5. kosten voor gezamenlijke vakanties;

6. de kosten voor verzorging en opvoeding van (...) kinderen die met toestemming van beide partijen in het gezin zijn opgenomen, tenzij deze kosten ten laste van derden komen (...).

Eventuele aflossingen van een hypothecaire geldlening en/of premies van een aan een hypothecaire geldlening verbonden levensverzekering worden niet tot de kosten van de huishouding gerekend.

5. 5. Inkomsten uit arbeid

Onder inkomsten uit arbeid worden onder meer begrepen alle uitkeringen, die strekken ter vervanging van inkomsten uit arbeid, zoals sociale uitkeringen, uitkeringen op grond van een arbeidsongeschiktheidsverzekering, pensioen-uitkeringen en studietoelagen.

(…)

H. VERGOEDING FINANCIERING EIGEN MIDDELEN

De verschenen personen nemen in aanmerking dat:

- - de man eigenaar is van de woning aan de [adres] , [plaats B] (...);

- dat de vrouw een bedrag van vijfenveertigduizend euro (€ 45.000,-) (hierna te noemen: bedrag A) aan eigen middelen in de woning heeft geïnvesteerd;

- dat de vrouw het voornemen heeft in de toekomst een bedrag van dertigduizend euro (€ 30.000,-) aan eigen middelen in de woning te investeren (hierna te noemen: bedrag B),

(...).

Partijen wensen met betrekking tot bedrag A en bedrag B de volgende regeling te treffen.

1. Bij vervreemding van voormeld registergoed en/of bij beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding, dient de man uit te keren aan de vrouw, bedrag A en bedrag B en zal de vrouw een vordering op de man hebben ter grootte van bedrag A en bedrag B.

2. Partijen dienen jaarlijks aan het einde van het kalenderjaar, bedrag B in onderling overleg vast te stellen, waarvan blijkt uit een door beide partijen ondertekend en gedateerd schriftelijk stuk (...).

3. Over de vordering zal geen rente verschuldigd zijn behoudens het hierna onder sub 5 bepaalde.

4. (...).

5. Indien partijen niet meer met elkaar samenwonen, heeft de vrouw het recht om vanaf de datum waarop de samenleving wordt verbroken, een rente te berekenen over bedrag A en/of bedrag B, welke rente gelijk zal zijn aan de wettelijke rente en wordt berekend op dezelfde wijze en over dezelfde periode als voor de wettelijke rente wordt aangegeven.”

3.3.

De rechtbank heeft - voor zover in hoger beroep van belang - de man in conventie veroordeeld tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 47.947,63, te vermeerderen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT