Uitspraak Nº 200.255.054_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2020-05-19

ECLIECLI:NL:GHSHE:2020:1602
Date19 Mayo 2020
Docket Number200.255.054_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.255.054/01

arrest van 19 mei 2020

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna aan te duiden als [appellant] ,

advocaat: mr. S. Levelt te Amsterdam,

tegen

1 Gemeente Roerdalen,
zetelend te Sint Odiliënberg,

2. Waterschap Limburg (rechtsopvolger van Waterschap Roer en Maas),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerden,

hierna aan te duiden als respectievelijk de Gemeente en het Waterschap,

advocaat: mr. J.J. Jacobse te Middelburg,

op het bij exploot van dagvaarding van 5 september 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 6 juni 2018, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [appellant] als eiser en de Gemeente en het Waterschap als gedaagden.

1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/230075/JHA ZA 17-4)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep;

  • -

    de memorie van grieven, met producties;

  • -

    de (gezamenlijke) memorie van antwoord van de Gemeente en het Waterschap, met producties;

  • -

    de akte van [appellant] ;

  • -

    de antwoordakte van de Gemeente en het Waterschap.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg, waarbij wordt vastgesteld dat in het vonnis van 6 juni 2018 niet is vermeld dat de akte overlegging producties en wijziging van gronden van eis van [appellant] van 13 december 2017 ook onderdeel uitmaakt van de gedingstukken.

3 De beoordeling
3.1.

In rov. 2.1 tot en met 2.5 van het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof zal deze feiten hierna – vernummerd tot rov. 3.1.1 tot en met 3.1.5 – weergeven.

3.1.1.

[appellant] is eigenaar van de percelen grond aan de [adres 1] en [adres 2] te [vestigingsplaats] . Op de percelen bevinden zich (onder andere) een kasteel, een koetshuis, een chalet en een tuinhuis (hierna gezamenlijk: het Kasteel). Het Kasteel is cultureel erfgoed en aangewezen als rijksmonument.

3.1.2.

Het Waterschap beheert de beek die nabij de percelen van [appellant] stroomt. Deze beek mondt uiteindelijk in de Roer en de Roer is een zijrivier van de Maas.

3.1.3.

Begin januari 2011 was er, door grote hoeveelheden smeltwater in Duitsland en België in combinatie met forse neerslag, sprake van een hoge waterstand in de Maas en de Roer. Door deze hoge waterstand is de Roer nabij [woonplaats] op 13, 14 en 15 januari 2011 buiten zijn oevers getreden. De percelen van [appellant] zijn hierdoor overstroomd. Als gevolg daarvan heeft [appellant] schade geleden.

3.1.4.

[appellant] heeft het Waterschap en de Gemeente aansprakelijk gesteld voor zijn schade. Ter onderbouwing van zijn claim heeft [appellant] een rapportage overgelegd van EFF EFF Bouwpathologie waarin is gerapporteerd over de schade. EFF EFF Bouwpathologie heeft vervolgens aan BEDI Vochttechniek opdracht gegeven om nader onderzoek uit te voeren naar de geleden schade door [appellant] wat betreft het schilder- en pleisterwerk.

3.1.5.

Het Waterschap en de Gemeente hebben aansprakelijkheid afgewezen en hebben aan hun stellingen onder andere een rapportage van expertisebureau [het expertisebureau] BV ten grondslag gelegd.

3.2.1.

In eerste aanleg vorderde [appellant] :

- te verklaren voor recht dat de Gemeente voor en tijdens de overstroming van 13 tot en met 15 januari 2011 onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] ;

- te verklaren voor recht dat het Waterschap voor en tijdens de overstroming van 13 tot en met 15 januari 2011 onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] ;

- de Gemeente en het Waterschap hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot vergoeding van de schade van [appellant] , zijnde € 184.819,50 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 januari 2011 tot aan volledige betaling;

- de Gemeente en het Waterschap hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van de kosten van de deskundige voor het vaststellen van het schaderapport ad € 2.136,32, buitengerechtelijke kosten alsmede de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente over de onder de kostenveroordeling vallende bedragen, indien en voor zover deze niet binnen veertien dagen na vonnis zijn voldaan.

3.2.2.

Aan deze vorderingen heeft [appellant] ten grondslag gelegd dat het Waterschap en de Gemeente onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld. [appellant] verwijt het Waterschap en de Gemeente dat zij hebben nagelaten tijdig maatregelen te treffen om de eigendommen van [appellant] te beschermen tegen de overstroming en/of [appellant] tijdig te informeren over de (dreigende) overstroming zodat hij zelf maatregelen kon treffen om zijn eigendommen te beschermen.

3.2.3.

Het Waterschap en de Gemeente hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.

3.3.1.

In het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] niet voldaan heeft aan zijn stelplicht. Daartoe heeft de rechtbank, samengevat en voor zover in hoger beroep van belang, het volgende overwogen.

ten aanzien van het Waterschap

In deze procedure moet de rechtbank de vraag beantwoorden of het Waterschap onrechtmatig heeft gehandeld door de op hem rustende zorgplicht niet na te leven (rov. 4.5).

De op een waterschap rustende zorgplicht ziet primair op het onderhoud en het beheer van de waterwegen en is voorts geen resultaats-, maar een inspanningsverplichting. De maatstaf om het optreden van het Waterschap te toetsen is of het Waterschap bij de uitvoering van zijn taken de zorg van een goed beheerder heeft betracht. Bij die toetsing worden de concrete omstandigheden van het geval en de verschillende bij het beleid van het Waterschap betrokken belangen en zijn beperkte middelen betrokken (rov. 4.9).

[appellant] stelt niet dat het Waterschap kon voorkomen dat de Roer buiten zijn oevers zou treden. Ook stelt [appellant] niet dat het Waterschap kon voorkomen dat zijn percelen onder water kwamen te staan. Dat het Waterschap aan zijn beheer- en onderhoudsplicht heeft voldaan wordt derhalve door [appellant] niet betwist (rov. 4.11).

[appellant] heeft verzuimd zijn stellingen te onderbouwen. Zo is het de rechtbank niet duidelijk wanneer het Waterschap volgens [appellant] tijdig zou hebben gewaarschuwd en welk effect dit zou hebben gehad op de overstroming en de daaruit voortvloeiende waterschade. Ook is het niet duidelijk welke maatregelen het Waterschap volgens [appellant] had moeten treffen om de waterschade deels dan wel volledig te voorkomen en op welk moment het Waterschap dit had moeten doen (4.12).

ten aanzien van de Gemeente

Ter onderbouwing van het verwijt jegens de Gemeente voert [appellant] onder andere aan dat de Gemeente niet heeft gehandeld conform het Draaiboek Hoogwater Roer gemeente Roerdalen, hierna: het draaiboek (rov. 4.13).

[appellant] heeft gesteld dat de zorgplicht die de Gemeente naar zijn zeggen geschonden heeft, voortvloeit uit de Wet veiligheidsregio’s. Uit artikel 7 van die wet volgt dat de burgemeester er zorg voor draagt dat de bevolking informatie wordt verschaft over de oorsprong, de omvang en de gevolgen van een ramp of crisis die de gemeente bedreigt of treft, alsmede over de daarbij te volgen gedragslijn. (rov. 4.15).

De Wet veiligheidsregio’s beoogt een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie te bewerkstelligen met als doel het beter beschermen van de burger tegen risico’s. Een en ander dient uitgewerkt te worden in een beleidsplan en een crisisplan waarin de verantwoordelijkheden worden uitgewerkt. Deze regelgeving ziet op (organisatie van) bescherming van de bevolking tegen rampen in het algemeen, ergo niet op bescherming van een individuele burger in een concreet geval (rov. 4.16).

Uit de stukken blijkt dat de Gemeente al voor 13 januari 2011 maatregelen heeft genomen en dat zij op 13 januari 2011 de bewoners van het inundatiegebied informatiebrieven heeft gestuurd en dat de burgemeester de vanwege het hoge water niet meer bereikbare bewoners heeft gebeld. Het Kasteel was niet bereikbaar en [appellant] was op dat moment noch op zijn vaste noch op zijn mobiele telefoon bereikbaar. [appellant] heeft om 23:45 uur telefonisch contact gehad met de heer [afdelingsmanager Beleid en Regie] , afdelingsmanager Beleid en Regie/Openbare Werken bij de Gemeente. Aan de stelling van [appellant] dat hij na middernacht is teruggebeld door de Gemeente en dat hem toen is medegedeeld dat direct actie ondernemen niet nodig was en dat het water niet verder zou stijgen dan de waterstand van zondag 9 januari 2011, gaat de rechtbank voorbij bij gebrek aan nadere onderbouwing (rov. 4.16).

De rechtbank overweegt dat niet blijkt dat de Gemeente tekort is geschoten in haar informatieplicht. Dat [appellant] er voor koos elders te zijn en te blijven terwijl hij (in elk geval uit de media) weet had van een zorgwekkende situatie van hoogwater en overstroming komt voor zijn eigen rekening en risico. Dat de Gemeente [appellant] onjuist heeft geïnformeerd (en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT