Uitspraak Nº 200.255.304/01. Gerechtshof Den Haag, 2020-05-12

ECLIECLI:NL:GHDHA:2020:891
Docket Number200.255.304/01
Date12 Mayo 2020
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer: 200.255.304/01
Zaak- en rolnummer rechtbank: C/09/533622 / HA ZA 17-596

arrest van 12 mei 2020

inzake

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante (eiseres in hoger beroep),

hierna: de moeder van [de erflater] ,

advocaat: mr. E.W. Bosch te Honselersdijk,

tegen

1 [nabestaande van erflaatster 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [curator in het faillissement van de nabestaande van erflaatster 1], in haar hoedanigheid van

curator in het faillissement van [nabestaande van erflaatster 1] ,

kantoorhoudende te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg,

3. [nabestaande van erflaatster 2],

wonende te [woonplaats] ,

4. [nabestaande van erflaatster 3],

wonende te [woonplaats] ,

advocaat sub 1-4: mr. M.E. Kreber te Zoetermeer,

5. [nabestaande van erflater],

wonende te [woonplaats] ,

niet verschenen,

6. [(wettelijk vertegenwoordiger van) nabestaande(n) van erflater], pro se en in zijn hoedanigheid van

wettelijk vertegenwoordiger van [de halfbroer van erflater 1] en [de halfbroer van erflater 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

niet verschenen,

7. [wettelijk vertegenwoordiger van nabestaanden van erflater], in haar hoedanigheid van

wettelijk vertegenwoordiger van [de halfbroer van erflater 1] en [de halfbroer van erflater 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

niet verschenen,

8. [nabestaande van erflaatster 4],

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. W.J. van der Kroon te Culemborg,

9. [nabestaande van erflaatster 5],

zonder bekende woon- of verblijfplaats,

niet verschenen,

10. [nabestaande van erflaatster 6],

zonder bekende woon- of verblijfplaats,

niet verschenen,

geïntimeerden (gedaagden in hoger beroep).

1 Inleiding

Partijen

1.1.

Deze zaak betreft de nalatenschappen (erfenissen) van [de erflater] , geboren [in]

1984 ( [de erflater] ) en [erflaatster] , geboren [in] 1987 ( [erflaatster] ). Appellante is de moeder van [de erflater] . Geïntimeerden genoemd onder 5, 6 en 7 zijn (vertegenwoordigers van) nabestaanden van [de erflater] . De overige geïntimeerden, behalve de curator genoemd onder 2., zijn nabestaanden van [erflaatster] . Het hof zal deze personen gezamenlijk noemen: de familie van [erflaatster] .

Samenvatting

1.2.

[de erflater] en [erflaatster] zijn tijdens hun huwelijksreis in [land] op dezelfde dag overleden als gevolg van een voedselvergiftiging. Deze zaak gaat over de vraag wie erfgenaam is van [erflaatster] : [de erflater] of de familie van [erflaatster] . Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bevat regels van erfrecht. [de erflater] en [erflaatster] hadden geen testament laten opmaken. In dat geval geldt artikel 4:10 lid 1 onder a BW (hierna ook: de bepaling). Toepassing van de bepaling leidt ertoe dat [de erflater] (en niet de familie van [erflaatster] ) de erfgenaam is van [erflaatster] . De rechtbank heeft geoordeeld dat de bepaling in dit geval buiten toepassing moet worden gelaten.

1.3.

Het hof oordeelt daarover anders. Het is duidelijk dat wat [de erflater] en [erflaatster] is overkomen, zeer schrijnend is en dat het leed van hun nabestaanden onbeschrijflijk groot moet zijn. Dit staat los van de (juridische) vraag of er ruimte is om de bepaling niet toe te passen. Die ruimte is er alleen wanneer toepassing zou leiden tot (naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid) onaanvaardbare gevolgen. Daarvan is volgens het hof in deze zaak geen sprake. Het hof past, anders dan de rechtbank, de bepaling daarom wel toe. Het hof vernietigt dan ook de uitspraak van de rechtbank en verklaart voor recht dat [de erflater] de erfgenaam is van [erflaatster] . Het hof beseft dat dit geen makkelijke boodschap is voor de familie van [erflaatster] . Het hof vindt het daarom belangrijk om zijn beslissing aan haar zo duidelijk mogelijk uit te leggen.

Opbouw

1.4.

In dit arrest beschrijft het hof:

- wat het geschil tussen partijen is en hoe de procedure bij het hof is verlopen (2. Geschil en procesverloop);

- op basis van welke feiten de beoordeling plaatsvindt (3. Feiten);

- waarom het hof oordeelt dat de bepaling moet worden toegepast (4. Beoordeling);

- wat de beslissing is van het hof over de vorderingen van de moeder van [de erflater] (5. Beslissing).

2 Geschil en procesverloop
2.1.

De moeder van [de erflater] heeft in deze procedure vorderingen over de nalatenschappen van [de erflater] en [erflaatster] ingesteld. Alleen de vordering om voor recht te verklaren wie de erfgenamen zijn van [de erflater] (vordering ii van de inleidende dagvaarding) heeft de rechtbank Den Haag in haar vonnis van 16 januari 2019 (hierna: het bestreden vonnis) toegewezen. Deze kwestie speelt geen rol in dit hoger beroep. De kern van het geschil, ook in hoger beroep, gaat over de vraag wie erfgenaam is van [erflaatster] . Daarop hebben de overige vorderingen van de moeder van [de erflater] betrekking. Het gaat om de vorderingen i, iii en iv van de inleidende dagvaarding, inhoudende dat de rechter voor recht verklaart dat (i) [de erflater] de (enige) erfgenaam is van [erflaatster] , (iii) de nabestaanden van [erflaatster] moeten dulden dat zij geen erfgenamen zijn van [erflaatster] of [de erflater] en (iv) dat zij, wanneer zij hiermee in strijd handelen, een dwangsom moeten betalen. In het bestreden vonnis zijn deze vorderingen afgewezen. In de inleidende dagvaarding is verder (onder v) gevorderd om de andere partijen te veroordelen om de proceskosten van de moeder van [de erflater] te vergoeden. In het bestreden vonnis is ook deze vordering afgewezen; de rechtbank heeft beslist dat iedere partij de eigen proceskosten moet dragen.

2.2.

De moeder van [de erflater] is het niet eens met de afwijzing van haar vorderingen en heeft daarom hoger beroep ingesteld tegen het bestreden vonnis. Dat heeft zij op tijd gedaan. Vervolgens heeft de moeder van [de erflater] in een schriftelijk stuk (memorie van grieven) uitgelegd waarom zij het niet eens is met het bestreden vonnis. Zij heeft daartegen vijf bezwaren (grieven) naar voren gebracht. De moeder van [de erflater] vordert dat het bestreden vonnis, voor zover daarin haar vorderingen zijn afgewezen, wordt vernietigd. Zij vordert ook dat die vorderingen alsnog worden toegewezen en dat de geïntimeerden worden veroordeeld om haar proceskosten in hoger beroep te vergoeden. Op de memorie van grieven hebben de geïntimeerden genoemd onder 1 tot en met 4 gezamenlijk gereageerd in een schriftelijk stuk (memorie van antwoord). De halfbroer van [erflaatster] , genoemd onder 8, heeft een afzonderlijke memorie van antwoord ingediend. Beide memories van antwoord bevatten dezelfde conclusie, namelijk dat het hof het bestreden vonnis bekrachtigt en bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten in hoger beroep draagt. Tot slot hebben alle verschenen partijen het hof gevraagd om uitspraak te doen. Die uitspraak is dit arrest.

3 Feiten
3.1.

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis (in paragraaf 2) de feiten vastgesteld die van belang zijn voor de beoordeling van de zaak. In hoger beroep stelt de moeder van [de erflater] (in grief 1) dat in 2.3. van het bestreden vonnis ten onrechte is overwogen dat [nabestaande van erflaatster 3] (roepnaam: [nabestaande van erflaatster 3] ) een broer van [erflaatster] is; [nabestaande van erflaatster 3] is de halfbroer van [erflaatster] . Dit is juist volgens de familie van [erflaatster] . Het hof stelt dan ook hierbij als vaststaand feit vast dat [nabestaande van erflaatster 3] de halfbroer is van [erflaatster] .

3.2.

Voor het overige hebben partijen de door de rechtbank vastgestelde feiten niet ter discussie gesteld. Deze feiten staan ook in hoger beroep...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT