Uitspraak Nº 200.256.838. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2020-04-28

ECLIECLI:NL:GHARL:2020:3427
Docket Number200.256.838
Date28 Abril 2020
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.256.838

(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, NL18.5229)

arrest van 28 april 2020

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [A] ,

appellant in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: verweerder op de vordering, eiser van de tegenvordering,

hierna: de man,

advocaat: mr. S.C.M. Koerhuis te Zwolle,

tegen:

[geïntimeerde] ,

wonende te [B] ,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellante in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: eiseres van de vordering, verweerster op de tegenvordering,

hierna: de vrouw,

advocaat: mr. J.J. Roossien te Nunspeet.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 21 mei 2019 hier over.

1.2

Het verdere verloop blijkt uit:

- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 11 juni 2019;

- de memorie van grieven met producties 1 tot en met 3;

- de memorie van antwoord, tevens van incidenteel hoger beroep met producties 1 tot en met 6;

- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.

1.3

Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

1.4

De man vordert in het principaal hoger beroep dat het hof het vonnis van 25 oktober 2018 waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw recht doende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van een gebruiksvergoeding van

€ 750,- per maand voor iedere maand dat de vrouw het gebruik van de woning van partijen heeft gehad met ingang van 5 mei 2010, althans met ingang van 30 juli 2014, tot 1 maart 2019 (datum levering woning aan kopers), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.

1.5

De vrouw vordert in het principaal hoger beroep de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep te verklaren, althans het hoger beroep af te wijzen. Verder vordert zij in het incidenteel hoger beroep dat het hof het vonnis van 25 oktober 2018 vernietigt en, opnieuw recht doende, een beslissing zal nemen waarbij de ingangsdatum voor de betaling van een gebruiksvergoeding de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking is, 29 maart 2016, althans een beslissing zal nemen die het hof juist acht, eventueel door verbetering van de gronden.

2 De vaststaande feiten
2.1

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1. tot en met 2.8. van het bestreden vonnis van 25 oktober 2018.

Daarnaast gaat het hof uit van de navolgende feiten:

2.2

De woning aan de [a-straat 1] [B] (hierna: de woning) is verkocht voor een prijs van € 335.000,- en op 1 maart 2019 aan kopers geleverd. De opbrengst is tussen partijen verdeeld. De waarde van de polis van levensverzekering bedroeg op dat moment € 109.206,31.

3 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.1

De vrouw heeft in eerste aanleg vorderingen ingesteld om, met medewerking van de man, te komen tot verkoop van de woning.

3.2

De man heeft in eerste aanleg bij tegenvordering een gebruiksvergoeding van € 750,- per maand gevorderd voor iedere maand dat de vrouw het gebruik van de woning heeft gehad, met ingang van 5 mei 2010, althans met ingang van 30 juli 2014 tot aan de dag van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT