Uitspraak Nº 200.257.994_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-09-24

ECLIECLI:NL:GHSHE:2019:3491
Date24 Septiembre 2019
Docket Number200.257.994_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Familie- en Jeugdrecht

zaaknummer 200.257.994/01

arrest van 24 september 2019

in de zaak van

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

hierna aan te duiden als de vrouw,

advocaat: mr. D.C.M. Smeulders-Martens te Tilburg,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als de man,

tegen wie verstek is verleend,

op het bij exploot van dagvaarding van 9 april 2019 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 9 januari 2019, door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen de vrouw als eiseres en de man als gedaagde.

1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/309930 / HA ZA 16-11)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep;

  • -

    het tegen de man verleende verstek;

  • -

    de memorie van grieven met producties.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3 De beoordeling
3.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

3.1.1.

Partijen zijn op 5 september 1975 met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Bij vonnis van de rechtbank Breda van 26 november 1985 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Op 21 mei 1986 is, door inschrijving van het echtscheidingsvonnis in de registers van de burgerlijke stand, het huwelijk tussen partijen ontbonden.

3.1.2.

Bij dit vonnis zijn partijen veroordeeld om met elkaar over te gaan tot scheiding en deling (thans: verdeling) van de gemeenschap van goederen. Daarbij is mr. [de notaris] te [standplaats] benoemd tot notaris ten overstaan van wie de scheiding en deling zal plaatshebben.

3.1.3.

Op 4 april 1986 hebben partijen, naar aanleiding van het echtscheidingsvonnis, een vaststellingsovereenkomst gesloten. In die vaststellingsovereenkomst zijn de pensioenrechten niet als zodanig betrokken. Het door de vrouw ingestelde hoger beroep tegen het echtscheidingsvonnis is naar aanleiding van deze vaststellingsovereenkomst ingetrokken.

3.1.4.

Door de man en de vrouw zijn tijdens het huwelijk pensioenaanspraken opgebouwd.

3.2.1.

In de deze procedure vordert de vrouw – voor zover in hoger beroep van belang – samengevat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. te verklaren voor recht dat zij op grond van het Boon-van Loon-arrest aanspraak kan maken op een gedeelte van de door de man tot 21 mei 1986 opgebouwde pensioenrechten;

  2. veroordeling van de man:

a. tot betaling aan de vrouw van een eenmalige contante afrekening, gelijk aan het aandeel dat volgens BPF Bouw en Pensioenfonds Horeca & Catering dan wel volgens een door de rechtbank te benoemen deskundige aan haar toekomt, te betalen binnen een maand na afgifte van het eindvonnis;

b. onder oplegging van een dwangsom van € 250,-- per dag met een maximum van € 20.000,--;

c. tot voldoening aan de vrouw van de geliquideerde kosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2.2.

Aan deze vordering heeft de vrouw, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.

Partijen waren in gemeenschap van goederen gehuwd. Door de man zijn voor en tijdens het huwelijk pensioenaanspraken opgebouwd. Deze (ouderdoms)pensioenrechten moeten (alsnog) worden verdeeld (het hof begrijpt: bij verdeling van de gemeenschap door verrekening in aanmerking genomen) door waardeverrekening omdat deze tijdens de echtscheiding niet in de verdeling van de huwelijksgemeenschap zijn betrokken. Sprake is van een overgeslagen goed (art. 3:179 lid 2 BW) dat volgens de regels van het arrest Boon-van Loon alsnog moet worden afgewikkeld.

3.2.3.

De man heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure. De door hem voor en tijdens het huwelijk opgebouwde (ouderdoms)pensioenrechten zijn niet overgeslagen bij de verdeling. Partijen hebben daarover destijds een minnelijke regeling getroffen waarbij, in afwijking van het arrest Boon-van Loon, het door de man opgebouwde ouderdomspensioen aan hem is toegedeeld en het (bijzonder) nabestaandenpensioen aan de vrouw is toegedeeld. Daarbij heeft de vrouw afgezien van haar aandeel in het door de man opgebouwde (ouderdoms)pensioen.

3.2.4.

Tussen partijen is in eerste...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT